‘Michiel Leezenberg is een spraakmakende filosoof, wiens boek Islamitische filosofie in 2002 werd onderscheiden met de Socratesprijs.’ Maar volgens de politicus Mat Herben heeft Leezenberg er grote moeite mee wensen en feiten uit elkaar te houden. “Het punt is juist dat de islam”, in de woorden van Pim Fortuyn, “niet door de wasmachine van de Verlichting is gegaan, die het christendom heeft ontdaan van zijn fundamentalistische trekken”. Leezenberg noemt dit nonsens: “De Verlichtingsideeën werden niet alleen enthousiast ontvangen in het Ottomaanse Rijk, maar ook elders in de islamitische wereld.” Je wrijft je ogen uit bij een dergelijke geschiedvervalsing.
- Inleiding
- Wat vindt en zegt Michiel Leezenberg?
- De historische betekenis van Averroës
- Wel of geen “Verlichting”?
- Razi, een man naar mijn hart
- Over radicaliteit
- Al-Andalus als heilstaat?
- De rol en betekenis van Byzantium
- Al-Andalus is onbruikbaar als model voor “tolerantie”
Inleiding
Om een patiënt goed te kunnen behandelen, moet je eerst een juiste diagnose stellen. Bij maatschappelijke problemen is het niet anders. Wordt de verkeerde diagnose gesteld, dan komen we van de regen in de drup. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij het vraagstuk van de multiculturele samenleving. Jarenlang heeft de spraakmakende elite van politici, journalisten en wetenschappers ontkend dat de multiculturele samenleving een levensgroot probleem voor de maatschappelijke cohesie was, totdat Pim Fortuyn in 2002 de paarse luchtballon noopte tot een noodlanding.
Maar bij het zoeken naar de oplossing van maatschappelijke problemen worden we nog steeds gehinderd door het politiek-correcte denken dat voorschrijft dat de werkelijkheid wordt beschreven zoals ze zou moeten zijn in plaats van zoals ze werkelijk is. Van dromerige politici kun je een naïeve maatschappijvisie verwachten, maar wetenschappers past geen vooringenomen standpunt. Sedert de Verlichting is de Kerk niet langer toeziend voogd van de wetenschap, de filosofie niet langer de dienstmaagd van de theologie. Maar dat is kennelijk nog niet tot iedereen doorgedrongen.
Wat vindt en zegt Michiel Leezenberg?
Michiel Leezenberg is islamoloog en wetenschapsfilosoof, maar heeft er grote moeite mee wensen en feiten uit elkaar te houden. Die indruk krijg je tenminste als je zijn bijdrage (‘Doe-het-zelf-islam’) leest aan het boek Hoe nu verder? 42 visies op de toekomst van Nederland na de moord op Theo van Gogh (Spectrum, 2004). Leezenberg is een spraakmakende filosoof, wiens boek ‘Islamitische filosofie’ (Bulaaq, 2001) in 2002 werd onderscheiden met de Socratesprijs. Dat boek geeft een goed inzicht in het denken van islamitische filosofen als Al-Farabi, Ibn Siena (Avicenna) en Ibn Roesjd (Averroës).
Leezenberg heeft gelijk dat deze islamitische filosofen een waardevolle bijdrage hebben geleverd aan de middeleeuwse cultuur. Hij gaat echter te ver als hij dat gebruikt als argument om de hedendaagse problemen te relativeren. Leezenberg relativeert conflicten of bedekt ze met de mantel der liefde. Zijn oproep de islamitische filosofen niet te vergelijken met westerse denkers, is eenrichtingsverkeer. Zelf laat hij namelijk geen kans onbenut om speldenprikken uit te delen naar het christendom, dat de historische vergelijking in zijn ogen nauwelijks doorstaat.
Zo schrijft hij dat de islam nooit, zoals Europa, de spanning heeft gekend tussen rede en geopenbaard geloof. Dat is wel erg positief geformuleerd. Vanaf de elfde eeuw durfde niemand in de islamitische wereld er nog aan te twijfelen dat het gezag van de Koran boven dat van de filosofie, dus van de rede, stond. Die discussie werd definitief beslecht door het boek De tegenspraak van de filosofen van de theoloog Al-Ghazali (1058-1111).
De historische betekenis van Averroës
Interessant is het om te zien hoe Leezenberg omgaat met de historische betekenis van Averroës (1126-1198) die honderd jaar na zijn dood beroemd werd in christelijk Europa. Hij schrijft: ‘In de islamitische wereld daarentegen heeft het werk van Ibn Roesjd maar weinig weerklank gevonden. Er zijn weinig Arabische manuscripten van zijn werk en sommige van zijn commentaren zijn alleen in Hebreeuwse of Latijnse vertalingen overgeleverd.’ (p. 191)
‘Weinig weerklank’, schrijft Leezenberg. Andere schrijvers zijn daar duidelijker over. Zo schrijft Resianne Fontaine in De verbeelding van het denken (pp. 159-160) over Averroës:
Tegen het einde van zijn leven viel hij in ongenade bij de toenmalige heerser, mogelijkerwijze omdat deze de politieke steun van orthodoxe, de filosofie vijandig gezinde groeperingen nodig had. Averroës werd verbannen, uit de moskee gejaagd en zijn werk werd verbrand. Kort voor zijn dood in 1198 werd hij gerehabiliteerd en naar Marrakech terug geroepen. () In de joodse en christelijke Middeleeuwen heeft Averroës’ filosofie lang nagewerkt en invloed uitgeoefend, in de islamitische wereld in het geheel niet.
Ook het bekende overzicht van Störig vermeldt dat de geschriften van Averroës en Avicenna door de mohammedaanse orthodoxie ten strengste werden veroordeeld en aan het vuur prijs gegeven. Alleen de Hebreeuwse vertalingen ontsprongen de dans doordat ze werden meegenomen door joden en mozarabiërs (Arabisch sprekende christenen), die hun leven in die eeuw niet zeker waren en vaak moesten vluchten.
Leezenbergs vooringenomenheid ten gunste van de islam is in zijn boek Islamitische filosofie uit 2001 nog gematigd. In zijn bijdrage aan de bundel Hoe nu verder? (2004) doet hij zich kennen als een regelrechte apologeet die de noodzaak van wetenschappelijke distantie volledig uit het oog verliest. Alle gemeenplaatsen en gratuite beweringen die de ronde doen over de islam, worden in de strijd geworpen om het beeld te bevestigen van een tolerante islam. Zijn favoriete stijlfiguur is de jij-bak. Bijvoorbeeld deze: ‘In Rusland sterven jaarlijks veertienduizend vrouwen als gevolg van huiselijk geweld. Geen moslimstaat die dat aantal ook maar in de verste verte evenaart.’ Je moet maar durven met tv-beelden en krantenberichten uit Nigeria, Pakistan en Soedan op het netvlies. Waarom vluchten er dan eigenlijk vrouwen uit islamitische heilstaten als Iran? Deze goedkope demagogie is een wetenschapsfilosoof onwaardig. Het is de methode van de kleine crimineel die andere kruimeldieven verlinkt in de hoop op strafvermindering.
Wel of geen “Verlichting”?
Het punt is juist dat de islam, in de woorden van Pim Fortuyn, ‘niet door de wasmachine van de Verlichting is gegaan, die het christendom heeft ontdaan van zijn fundamentalistische trekken’. Leezenberg noemt dit nonsens:
De Verlichtingsideeën werden niet alleen enthousiast ontvangen in het Ottomaanse Rijk, maar ook elders in de islamitische wereld. Ze zijn ook blijvende verworvenheden gebleken. () Zelfs de islamitische republiek Iran is erop gebaseerd.
Je wrijft je ogen uit bij een dergelijke geschiedvervalsing. De democratisering van het Ottomaanse rijk mislukte jammerlijk. De Turkse democratie is te danken aan Kemal Atatürk die het land met harde hand seculariseerde, en het is nog maar de vraag hoe blijvend die verworvenheid is. Het is waar dat ayatollah Khomeini de islamitische republiek een grondwet heeft gegeven die is gebaseerd op de Franse grondwet van 1848, maar is de bevolking daar iets mee opgeschoten? In Iran worden dissidenten vermoord of gevangengezet, vrouwen die de sjaria overtreden, worden gegeseld of gestenigd en homo’s worden opgehangen.
Maar Leezenberg maakt het nog bonter:
De islamitische wereld heeft die Verlichting al in de tiende eeuw van de christelijke jaartelling doorgemaakt. In die tijd verklaarden filosofen als Farabi en Averroës ondubbelzinnig de rede superieur aan de religieuze openbaring. Moslims debatteerden publiekelijk met christenen, joden en manicheeërs over theologische kwesties. En vrijdenkers als Aboe Bakr Al-Razi en Ibn al-Rawandi bekritiseerden in het openbaar de islamitische openbaring en de profeet Mohammed. Razi omschreef de Koran als een bundel ‘oudewijvenverhalen’ en profeten als aanstichters van verdeeldheid en haat tussen mensen. Ibn al-Rawandi schijnt zelfs een parodie op de Koran te hebben geschreven. Maar wat wellicht nog belangrijker is: geen van beiden is vermoord, in de ban gedaan of op de brandstapel beland. In die christelijke wereld van die tijd en van de meeste andere tijden, was zoiets ondenkbaar.” (Hoe nu verder, p. 116)
Raza, een man naar mijn hart
Deze passage is meesterlijk in zijn suggestieve misleiding. Kardinaal Ratzinger heeft eens gezegd dat halve waarheden erger zijn dan hele leugens, omdat ze moeilijker zijn te weerleggen. Ik waag toch een poging. Laat ik beginnen met de vrijdenker Razi, een man naar mijn hart. Laat ik als onverdachte bron het boek Islamitische filosofie gebruiken dat Leezenberg zelf vier jaar voor het gewraakte opstel heeft geschreven. Daarin komen we inderdaad de opmerking over de ‘oudewijvenverhalen’ tegen na een prachtige passage waarin Razi de geopenbaarde religie hekelt:
Hoe kun je volhouden dat God de voorkeur geeft aan één volk als de standaarddragers van de hele mensheid, en alle anderen van hen afhankelijk maakt? Hoe kan je het met de wijsheid van de Alwetende God verenigen dat hij sommigen uitverkiest, wat mensen elkaar naar de keel laat vliegen en aanzet tot bloedvergieten, oorlog en ruzie?
Volgens Leezenberg “wordt Razi beschouwd als de grootste medicus en als de grootste vrijdenker in de islamitische geschiedenis. Zijn medische geschriften stonden in de islamitische wereld en in Europa in hoog aanzien, maar zijn filosofische en religieuze werken werden zo ketters gevonden dat ze vrijwel allemaal verloren zijn gegaan”. Over de andere vrijdenker Rawandi schrijft Leezenberg: “Toen zijn collega’s hem ter dood wilden laten brengen, vond hij toevlucht bij een jood in Koefa.”
Leezenberg legt zelf uit dat de machthebbers in de eerste eeuwen van de islam nog verschillende meningen toelieten om te voorkomen dat de religieuze geleerden een machtsblok vormden, maar dat het in de elfde eeuw afgelopen was met die relatieve vrijheid. Averroës werd overigens 300 jaar na Razi geboren en Leezenberg plaatst hem ten onrechte in die korte ‘verlichte’ beginperiode van de islam.
Maar het opvallendste is dat Leezenberg in 2004 beweert dat Averroës de rede boven de religieuze openbaring stelde, terwijl hij in zijn boek uit 2001 schrijft dat dat nou juist níet het geval was. Zo manipuleert Leezenberg de feiten. Zijn eigen boek laat zien dat de vrijdenkers ternauwernood aan de dood zijn ontsnapt en wel degelijk in de ban zijn gedaan.
De uithaal naar het christendom is wederom misplaatst. In die tijd – omstreeks 900 – was er nog geen sprake van een machtige Kerk die ketters opspoorde en aan de wereldlijke autoriteiten overdroeg. Dat komt pas drie eeuwen later, nadat de christelijke leiders van de islam hadden geleerd dat afvalligheid nietsontziend de kop moest worden ingedrukt dan wel afgehakt.
Over radicaliteit
Volgens Leezenberg is het een hoopgevend signaal dat de overgrote meerderheid van Nederlandse moslims zich direct en ondubbelzinnig van de moord op Theo van Gogh heeft gedistantieerd. De wens lijkt hier de vader van de gedachte. Maar in strijd met deze hoopvolle gedachte keert hij zich vervolgens fel tegen de mening dat alle Nederlandse moslims geweld moeten afzweren. “Dat is ongeveer even zinvol en fair als van alle Italianen eisen dat ze zich van de aanslagen van de maffia, of de Rode Brigades distantiëren.”
Het blijft bevreemdend dat een gepromoveerd filosoof eer legt in het bedenken van aanvechtbare analogieën. Dit is weer zo’n demagogisch argument dat appelleert aan het vooroordeel dat Italianen een corrupt volkje zijn. In werkelijkheid gaan Italianen massaal de straat om tegen geweld te protesteren en sneuvelen politiemensen en rechters in de strijd tegen de maffia. Bij Nederlandse moslims ontbreken zowel het protest als de harde aanpak.
Nog kwalijker is de suggestie dat het moslimterrorisme slechts een eigentijdse vorm zou zijn van criminaliteit en politiek extremisme. Die elementen zijn zeker aanwezig, maar vormen slechts het halve verhaal. De religieuze component is onloochenbaar. We hebben te maken met extremisten die zich met goede papieren – teksten uit de Koran – op de islam beroepen. De plegers van aanslagen en hun sympathisanten beroepen zich op de islam, de slachtoffers en de samenleving merken daarvan de gevolgen.
De harde werkelijkheid is dus dat we te maken hebben met islamitisch terrorisme. En het gaat de extremisten niet om het bereiken van een beperkt politiek doel – bijvoorbeeld het verwezenlijken van een Palestijnse staat of het stoppen van de oorlog in Irak – maar om de ondergang van de democratische rechtsstaat en het vestigen van een islamitische staat. Wie de ernst van de situatie beseft, begrijpt dat het hard nodig is dat de gewone moslims hun stem verheffen. Als het werkelijk gaat om een kleine extremistische minderheid, dan is het nodig dat die geen willig gehoor vindt. Het billijken dat Nederlandse moslims de kat uit de boom kijken en afwachten wie er aan het langste eind trekt, is volstrekt onverantwoord. Het moedigt de radicale elementen aan.
Al-Andalus als heilstaat?
Ook in ons land wordt de boodschap verspreid dat een islamitische staat een veel beter systeem is dan de democratische rechtsstaat. Bewegingen als de Hizb-u-Tahrir (Bevrijdingspartij) pleiten voor een moslimstaat, waarin het kalifaat het hoogste wereldlijk gezag zou moeten vormen. Als voorbeeld van zo’n heilstaat wordt steevast Andalusië aangevoerd, waar islamieten, joden en christenen in de twaalfde eeuw vreedzaam en in harmonie zouden hebben samengeleefd. Maar is dat wel zo? Kan het Andalusië van de twaalfde eeuw als lichtend voorbeeld voor de eenentwintigste eeuw worden gebruikt?
In zijn boek Islamitische filosofie is Leezenberg niet erg duidelijk over Andalusië. Aan de ene kant schrijft hij:
Sommigen zien, niet geheel ten onrechte, in het islamitische Andaloes een schoolvoorbeeld van een harmonieuze ‘multiculturele samenleving’: het islamitische Spanje zou zijn gekenmerkt door een even vreedzame als vruchtbare culturele vermenging.
Maar een alinea verder staat weer heel iets anders:
Van culturele uitwisseling tussen de moslims, joden en christenen van al-Andaloes is echter weinig sprake geweest: onder de culturele elites heerste er voornamelijk een eenrichtingsverkeer van machthebbers naar minderheden.“ (p. 166)
En hij weet de onaangename feiten weer handig te verpakken:
Onder de Berberrijken hebben zich herhaaldelijk religieuze vervolgingen voorgedaan, maar deze hingen in de eerste plaats samen met binnen- en buitenlandse politieke overwegingen. Tolerantie van minderheden is niet zozeer inherent aan deze of gene religie, maar wordt eerder bepaald door concrete sociale en politieke omstandigheden.
De reputatie van de Andalusische beschaving is gevestigd door de dynastie van de Omayyaden met zijn verfijnde hofcultuur. Deze heerste van 755 tot 1002. In 929 riep men een eigen kalifaat uit, onafhankelijk van Bagdad. In 1002 valt het Omayyadenrijk uiteen in kleine vorstendommen die elkaar bestrijden. Omstreeks 1090 nemen fanatieke Noord-Afrikaanse Berbers de macht over. Deze Almoravieden werden op hun beurt in 1145 aangevallen door de Almohaden, eveneens Berbers en nog strikter in de leer.
De bestudering van de Griekse filosofie bleef voorbehouden aan filosofen als Averroës. De gelovigen mochten niet in verwarring worden gebracht. De islamitische theologen (oelama’s) keurden de filosofie ten strengste af. De Almoravieden wisten het met behulp van christelijke vorsten in enkele plaatsen nog tot 1171 vol te houden. In de 13de eeuw begint de Reconquista en is het ook snel afgelopen met de Almohaden. In de bergachtige omgeving van Granada houdt een Moors koninkrijk het nog uit tot 1492 en dat heeft het prachtige Alhambra nagelaten.
De gouden eeuw van Al-Andaloes was die van het onafhankelijk kalifaat in de tiende eeuw, dat onder kalief Al-Hakam II een hoogtepunt bereikte. Hij noemde zich de heer van drie religies, bezorgde joden prominente posities en gaf in 961 opdracht tot de verfraaiing van de majestueuze moskee in Cordoba.
De Berberrijken die daarna kwamen, waren echter heel wat minder tolerant. Exemplarisch is niet alleen het lot van de islamitische filosoof Averroës, maar ook van zijn tijd- en plaatsgenoot, de beroemde rabbi Mosje ben Maimon oftewel Maimonides. Zij deelden hun belangstelling voor de denkbeelden van Aristoteles. In zijn biografie van Maimonides schrijft dr. M. Reisel dat Maimonides zich niet ongestoord aan zijn studies kon wijden: ‘Omstreeks zijn 13de of 14de jaar was het gezin Maimon genoodzaakt Cordoba te verlaten: dweepzieke Almohaden waren de stad binnengedrongen. Zij verwoestten de synagogen en dwongen vele niet-moslims de islam te aanvaarden. Tien jaren moest het gezin Maimon van stad naar stad zwerven. Het langst bleven ze in de Marokkaanse stad Fez. Maar ook daar ondervonden ze de gevolgen van het fanatisme van de Almohaden, die alle daar gevestigde joden tot moslims wilden maken.“ Het gezin vluchtte naar de kruisvaarderstad Akko en belandde uiteindelijk in Egypte, waar Maimonides hofarts werd van Saladin.
De rol en betekenis van Byzantium
De luister van het Andalusië in de tiende eeuw werd alleen overtroffen door Byzantium, waaraan kalief Al-Hakam II zich overigens ook spiegelde. De contacten met keizer Nicephoras Phocas waren uitstekend, wat blijkt uit het feit dat de keizer meer dan vijftien ton glaswerk, waaronder veel bladgoud, liet verschepen voor de bouwplannen van kalief Al-Hakam II.
Byzantijnse meesters leerden de finesses van de mozaïektechniek aan hun mozarabische collega’s. Het resultaat was zo indrukwekkend dat toen de Castiliaanse koning Ferdinand III in 1236 Cordoba innam, hij de opdracht gaf de moskee ongeschonden te laten. Hakam is ook de man die de befaamde bibliotheek met 400.000 banden stichtte. Onder zijn zoon werden de filosofische werken in de collectie echter verbrand onder druk van de oelama’s.
Dat Cordoba goede contacten onderhield met Constantinopel kwam doordat beide overhoop lagen met Bagdad, waar de kalief van de Abbasieden zetelde. De islamitische wereld vormde dus allerminst een eenheid, en het Andalusie van de tiende eeuw was bepaald niet maatgevend voor die wereld.
Daarmee komen we op de vraag of West-Europa de Griekse wijsheid en wetenschap inderdaad aan het islamitische Andalusië ontleend heeft, zoals je vaak leest. Het antwoord is ontkennend. De ware middelaar was niet Andalusië, maar het Oost-Romeinse rijk. Als er iets wordt ondergewaardeerd in de westerse geschiedschrijving is dat de rol die Constantinopel duizend jaar heeft gespeeld. Byzantium maakte tijdens de Macedonische dynastie (867-1057) twee gouden eeuwen door. En het is Byzantium dat honderden jaren lang West-Europa weet te beschermen tegen een islamitische militaire expansie.
Al-Andalus is onbruikbaar als model voor “tolerantie”
Met het bovenstaande denk ik dat Andalusië in het juiste perspectief is geplaatst als een fascinerende, maar niet unieke periode in de westerse beschaving. Al-Andaloes is in alle opzichten (historisch, politiek en religieus) onbruikbaar als model voor de vestiging van een ‘tolerante moslimstaat’. Het is triest dat er steeds weer journalisten en wetenschappers zijn die de mythe van het islamitische paradijs klakkeloos overnemen, niet beseffend dat zij daarmee extremisten stijven in hun waandenkbeelden.
Bron: Trouw, 11 februari 2006