Politiek en economisch is de Arabische lente al op vele manieren geduid, maar de intellectuele bronnen ervan blijven tot nog toe in het vage. Over het islamitisch denken, zijn geschiedenis en zijn relatie tot de westerse filosofie bestaan nogal wat misverstanden. Hoogste tijd om de islamitische filosofische traditie eens nader te beschouwen.
Er klopte in de ogen van veel waarnemers iets niet aan de Arabische lente: ze klonk verdacht liberaal. Het feit dat talloze Arabieren de straat op gingen, niet uit naam van de sharia of de strijd tegen het zionisme, maar uit naam van vrijheid en menselijke waardigheid, liet zich maar moeilijk verenigen met het beeld dat ons in het voorafgaande decennium zo vaak was voorgehouden. De islamitische wereld haatte toch alle waarden en vrijheden die we in het Westen kennen? Moslims moesten toch nog door de Verlichting heen gaan voor ze aan het debat der beschaafde moderne mensheid mee mochten doen? In plaats daarvan werd het protest van Arabische burgers, o ironie, juist tot een inspiratiebron voor emancipatie- en democratiseringsbewegingen elders in de wereld.
- Inbedding van mijn kritiek op Leezenberg
- Hoezo: “islamitisch”?
- Twee scholen van islamdeskundigheid
- De UvA-benadering
- De VU-benadering
- Mijn visie op islamwetenschap
Inbedding van mijn kritiek op Leezenberg
Nu begrijp ik ook dat het geen toeval was dat zijn artikel zo moeilijk te volgen was. Je moet eerst het verzameld werk van Leezenberg en Kant tot je nemen, plus al die anderen, voordat je Leezenberg kunt begrijpen. Interessant: bij mijn weten is er bijvoorbeeld van Mohammed Abduh, op een aantal artikelen uit het tijdschrift al-Urwa al-Wuthqa na, niets vertaald. Zelf heb ik me ooit door de Arabische tekst van Abduhs Risala at-Tawhid heengeworsteld. Hierin stelt Abduh, onder meer, dat de evolutieleer van Darwin bewijst dat Mohammed het zegel der profeten is. Ziedaar, dan heeft u meteen een indruk van de rijke en ‘moderne’ ideeënwereld van de door Leezenberg bij elkaar gekletste, niet-bestaande ‘islamitische Verlichting’.
Het punt is: moeten we eerst allemaal Arabisch leren of Kant onder de knie hebben, voordat we kritiek mogen uiten op Leezenbergs artikel? Ik denk dat als hij ‘binnen het korte bestek van een artikel’, waarover hij klaagt, niet kan zeggen wat hij te zeggen heeft, hij beter geen artikelen meer kan schrijven. Of de lezer eerst een verplichte leeslijst voorleggen, met zijn eigen boek bovenaan, dat kan ook natuurlijk.
Ergerlijk is Leezenbergs beroep op gezag, het argumentum ad auctoritatem, waar het in zijn reactie van wemelt: ‘onder competente historici is het gemeengoed’, ‘onder specialisten is het niet bijzonder controversieel’, ‘iedereen die dit en dat heeft gelezen, wéét’, et cetera. Het is de bedoeling dat wij hierbij allen eerbiedig flauwvallen. Nee, als ‘de specialisten’ het zeggen, dan moet het wel waar zijn. Het is waar, want het staat in een boek. Kleurrijk
Hoezo: “islamitisch”?
Waar ging het ook al weer over? Ik zal een poging doen onze uitwisseling wat uit te kleden om te zien of er misschien iets onder zit.
Voor Leezenberg is de islam een bonte Fellini-film waarin ontzettend veel tegelijkertijd gebeurt, laten we het een ‘cultuur’ noemen. ‘De’ islam bestaat niet, volgens hem. Waarom is het nodig dit te beweren? Omdat de wetenschapper dan vrij is de islam in te kleuren met de kleurtjes die hij zelf het mooiste vindt. Zó kleurrijk, divers en veranderlijk is de islam, dat Leezenberg zelfs filosofen die tegen de islamitische orthodoxie in filosoferen, zoals Averroës, onder de islamparaplu brengt. Ook christenen, zoals Farah Antoun, kunnen volgens Leezenberg islamitisch zijn, ja zelfs islamitisch-verlicht. Ik heb daar in mijn artikel bezwaar tegen gemaakt, omdat ik niet vind dat je alle mensen die wonen in een door moslims overheerst gebied, als islamitisch moet aanduiden, en al helemaal niet als ze in opstand komen tegen die overheersing. Je noemt Vaclav Havel toch ook geen communist, of een exponent van de veelkleurige communistische cultuur?
Het is interessant dat Leezenberg schrijft: ‘Allan beschuldigt me van een ahistorische visie op de islam () Ik benadruk juist de historische veranderlijkheid van de islam, dus je vraagt je af hoe Allan überhaupt op het idee kan komen me van het tegendeel te betichten.’ In feite zegt hij: geschiedwetenschap beschrijft veranderingen. Wie geen veranderingen beschrijft, is onwetenschappelijk bezig. Deze stelling zou ik graag onder het vergrootglas willen leggen, omdat ik denk dat het iets zegt over de staat van de islamwetenschap in het algemeen.
Twee scholen van islamdeskundigheid
Volgens mij zit de islamdeskundigheid gevangen tussen twee ‘scholen’, die elkaar gedeeltelijk overlappen. Beide benaderingen zijn ideologisch van aard. Bij de ene school is emancipatie en bevrijding het doel van de wetenschap, bij de andere school staat de interreligieuze ‘dialoog’ meer centraal. Bij de ene school wordt de veranderlijkheid en diversiteit van de islam als uitgangspunt genomen, terwijl de andere school de overeenkomsten tussen de drie monotheïstische godsdiensten wil benadrukken. Voor het gemak noem ik ze maar even de UvA-benadering (waarvan Leezenberg een exponent is) en de VU-benadering. Neem het niet al te letterlijk, het is maar een schets. Flink persen
De UvA-benadering
De UvA-benadering is goddeloos. Al het mensengedrag, dus ook het gedrag van moslims, wordt verklaard vanuit puur politieke of materiële motieven. De islam wordt als een veelomspannend, sociologisch fenomeen benaderd, en de geest van het poststructuralisme waart daarbij nog altijd stevig rond. Het werk van de populaire Franse islamdeskundigen (eigenlijk sociologen) Gilles Keppel en Olivier Roy zijn voorbeelden uit deze traditie. Het woord ‘essentialist’, waar Leezenberg mij van beschuldigt, komt uit het poststructuralistisch jargon. Als je een essentialist bent, bekleed je iets of iemand met inherente, onveranderlijke eigenschappen.
Essentialisme is een wetenschappelijke ‘doodzonde’, zoals Leezenberg het noemt. Dat is veelzeggend. Waarom is het een morele dwaling om de islam inherente, onveranderlijke eigenschappen toe te schrijven? Omdat je dan de emancipatie van de moslims blokkeert. De UvA-school wil dat je de geschiedenis zó beschrijft, dat je het de mensen gemakkelijk maakt zich van hun ketenen te bevrijden. Dat is ook de reden waarom Leezenberg de geschiedenis van de islam wil injecteren met het woord ‘Verlichting’. Het is flink persen om de islam in die mal te krijgen, en het verkruimelt bij de eerste empirische toetsing.
De VU-benadering
De VU-benadering is wél geïnteresseerd in God en de profeten. Naast alle materiële en politieke motieven wordt rekening gehouden met goddelijke openbaring als verklaring voor menselijk handelen. Maar misschien komt het doordat de godsdienst überhaupt een beetje in het verdomhoekje zit, dat de VU-school zich kenmerkt door een samentrekkende beweging.
Anders gezegd: moslims worden gezien als een soort bondgenoten van christenen. Dit levert een geschiedschrijving op die haar onderwerpen selecteert op ‘bruggen bouwen’, en ‘openingen creëren voor de dialoog’. De term ‘Abrahamitische godsdiensten’ (wij delen allen één aartsvader) is één van de poëtische patenten van deze school.
Mijn visie op islamwetenschap
Hoe moet het dan? In mijn ogen is wetenschap een middel om de werkelijkheid te beschrijven. Als de wetenschap de werkelijkheid wil gaan scheppen of veranderen, verwordt ze tot ideologie. Ik stel vast dat in dit opzicht bij de bestudering van de islam iets verschrikkelijk is misgegaan. Het wordt heel gewoon gevonden dat de wetenschap, ten behoeve van de emancipatie en de dialoog, bepaalt wat de islam inhoudt.
Het zijn echter niet de wetenschappers, maar de gelovigen die bepalen wat de islam is. Het beste is daarom misschien om te beginnen de islam te beschouwen zoals moslims die zélf beschouwen: niet als een kleurrijk, sociologisch fenomeen, maar als een flinke, volwassen godsdienst, die zich baseert op Allah’s eeuwige en ongeschapen woord, de Koran. Islamwetenschap zal dus in de eerste plaats theologie moeten zijn, te beginnen met de eenvoudige vraag: wat geloven moslims? Voor de beantwoording van die vraag kunnen we, om te beginnen, terecht bij de Koran en de hadieth.
Maar omdat het antwoord op die vraag, vanwege de ‘inherente’ en krasse geloofswaarheden van de islam, noch de emancipatie, noch de integratie, noch de dialoog zal bevorderen, stellen we de vraag liever helemaal niet. De Koran wordt soms zelfs afgedaan als irrelevant voor de wetenschappelijke bestudering van de islam. En wie de vraag wél stelt, wordt onmiddellijk kaltgestellt als een ‘overspannen’ essentialist en mag niet meer meedoen.
Bron: Trouw, 15 april 2006