“Een tevreden leven leiden”, is al heel wat, schrijft Dirk de Wachter in het laatste hoofdstuk van De kunst van het ongelukkig zijn. Mijn vrouw Anne moest denken aan wat zij haar grootste compliment noem naar anderen, en naar mij; “ik heb geen last van je.” Je kunt dit licht opvatten als minderwaardig vergeleken met “ik hou van je”. Maar integendeel, het is voor haar zoveel meer dan dat laatste.
Lees alle klaagzangen maar van mensen over het huidig veelvuldig samenzijn met hun “geliefden”. De super ergernis van ‘opgesloten’ te zitten met hun kinderen, partner, ouders etc…. en je beseft…. “ik heb geen last van je … je zit me niet in de weg…. een veel grotere liefdesverklaring is dan “ik hou van je”.
Iemand schreef het volgende over het boek van de Wachter. Koester het “ongelukkig zijn” dat nodig is voor het goede leven. Openstaan voor de kwetsbaarheid van de medemens en het engagement daar daaruit volgt, keert dit ongeluk om tot een zingevende act. Het is de paradox van het menselijke bestaan: alleen door gevoelig te zijn voor onrecht en ongeluk (zowel in Jezelf als in de Ander), vinden we een duurzame vorm van geluk, in de vorm van betekenis en zorg.
Deze recensent plaatst het doel van de kunst van het ongelukkig zijn buiten hem vind ik… “betekenis en zorg” … Ik hou het liever dichterbij de ik persoon die ongelukkig is en zou er dus het volgende aan toe willen voegen. Alleen het, van voor tot achter, van onder tot boven.. ervaren én intens doorleven van tegenslag, ongeluk, verdriet, pech, ellende, eenzaamheid, stelt je in staat de kunst(enaar) in jezelf te ontdekken, waardoor je het plezier van, diepgaand de kúnst van leven, genieten van het leven zelf in rust en stilte met jezelf, in zijn meest authentieke, natuurlijke vorm, ontdekt.
Kinderen moeten eerst leren met zichzelf te spelen, voordat ze met anderen kúnnen spelen, volwassenen moeten eerst leren met zichzelf te “spelen” voordat ze bevredigd en bevredigend met anderen kunnen “spelen”. Het lijkt me tegenwoordig dat mensen dát niet geleerd hebben of het verleerd zijn in de hectiek van teveel neppige “lol en plezier leventjes”. Terug geworpen op zichzelf stikken ze in dat “zelf” wat een volkomen vreemde voor ze is en waar ze intens van schrikken, het uit alle macht proberen te ontlopen.
![]() | In Andalucia, waar mijn vrouw en ik wonen, hebben we daar eeuwenlang al de flamenco voor. Jondo is het Andalusische woord voor het Spaanse “hondo” of “fondo”; dit staat voor diep, bodem of de kern. De oudste vorm van flamenco(zang) wordt ook wel aangeduid met “cante jondo”. ¡Quién dira que el agua lleva un fuego fatuo de gritos! ¡Ay, amor que se fue y no vino! Lleva azahar, lleva olivas, Andalucia, a tus mares. ¡Ay, amor que se fue por el aire! Federico Garcia Lorca, Poema del Cante Jondo, 1921. Wie zal zeggen dat het water een dwaallicht van kreten draagt! O, liefde die ging en nooit terugkeerde! Draag oranjebloesems, draag olijven, Andalusië, naar je zeeën. O, liefde die verdween in de lucht! |
In eerste aanleg werden daar de gezangen mee bedoeld die niet instrumentaal begeleid werden, zoals de martinetes en tonás. Daarna werd het een verzamelbegrip om de meest diepe en serieuze vormen mee aan te duiden. De teksten gingen / gaan veelal over de dood, het geweld, de onderdrukking, kortom de droefenis van het bestaan. Deze vormen (zoals de seguiriyas en de soleá) zijn de basis waar de andere palos van afgeleid zijn. De cante jondo is de tegenhanger van de cante chico; de lichte en humorvolle vormen, zoals bijv. tanguillos en bulerias.
Flamenco heeft bovenal ook alles te maken met het uitdrukken van een gevoel, wat kan variëren van intense triestheid tot grote vreugde, afhankelijk van de compás (ritme) die gekozen wordt en hoe er mee omgegaan wordt. Het geluk van het geluk en het geluk van het ongeluk.
Voor een horizonverruiming hoef je echt niet op examenreis of op vakantie naar Bali. Verruim de horizon in jezelf, de meest nabije en meest fascinerende persoon die je in al zijn in en outs kunt leren kennen. Vooral en via de kunst van “op de goede manier” ongelukkig zijn. Zoek de muziektonen, de filmbeelden, de natuur en de angstaanjagende stiltes op, erken je kwetsbaarheid daardoor, huil, lach, schreeuw en verstil. En ontdek de kunst van ongelukkig zijn, waar je erg gelukkig van zult worden.
Bronnen en verdere toelichtingen
Hier vindt u mijn column in het ISVW Vriendenmagazine juli 2021 in pdf-formaat. En hier het hele ISVW Vriendenmagazine juli 2021.
Over de herkomst van het woord en het begrip flamenco heeft de etymologie geen eenduidige verklaring. Het woord flamenco is ontstaan uit een mengeling van verwarring, onbekendheid en andere door elkaar heen lopende zaken van meer of mindere betekenis. Zigeuners, Moren, Joden en uiteraard de Spanjaarden, allen hebben bijgedragen tot het ontstaan van flamenco.
Over de oorsprong van het woord “flamenco” bestaan veel verschillende theorieën. De reden hiervoor is, dat Spanje altijd een kruispunt was waar hele volksstammen over elkaar heen spoelden. Elk volk had zijn eigen ‘culturele waarden en normen’, die konden botsen of mixen met de ideeën van de andere volken en de lokale cultuur. In de poging tot verklaring van het woord flamenco is het lastig dat er vaak meerdere betekenissen, regelmatig met dubbele bodem, aan het woord kleven. Ook kreeg het woord flamenco er in de tijd verschillende connotaties bij die tot op de dag van vandaag tot verwarring leiden. Daarbij bestonden en bestaan er allerlei foutieve uitgangspunten gebaseerd op onvolledige kennis, die het verhaal extra compliceren en daarnaast wel vaste grond in de beleving van de Spanjaarden hebben gekregen. Eeuwenlang was Spanje een uitgesproken arm land, waar analfabetisme en totale onwetendheid op grote schaal voorkwam.
De muziek bestaat uit drie lagen. De weeklacht van Petenera: doffe, gedempte gitaarklanken in de verte en een zekere onderhuidse duisternis. Zwarte magie die steeds verder oplaait totdat het uitmondt in een Seguiriya en een Rumba, beiden met een onregelmatig jagende ritmiek, als door de duivel op de hielen gezeten. Na een korte, felle climax verdwijnt de muziek ineens als vonkjes in de ijle lucht. Hierop volgt een dramatisch recitatief, dat overvloeit in het hart van de compositie, deSoledad (eenzaamheid). Petenera´s eenzaamheid heeft hier een veel milder, melancholischer karakter dan in de voorgaande delen. De stijl is meer diatonisch en ademt duidelijker hoorbaar bepaalde aan de Spaanse volksmuziek ontleende harmonieën. Ook dit gedeelte draagt een motto, uit García Lorca´s Balladilla de los tres Ríos:
¡Quién dira que el agua lleva un fuego fatuo de gritos! ¡Ay, amor que se fue y no vino! Lleva azahar, lleva olivas, Andalucia, a tus mares. ¡Ay, amor que se fue por el aire!² | Wie zal zeggen dat het water een dwaallicht van kreten draagt! O, liefde die ging en nooit terugkeerde! Draag oranjebloesems, draag olijven, Andalusië, naar je zeeën. O, liefde die verdween in de lucht! |
Aan het eind van de Soledad klinken in de verte de doffe gitaarklanken uit de Petenera nogmaals, tot de obstinate ritmiek hiervan plotseling getransformeerd wordt in een macabere en statische Argentijnse (!) tango. In deze Tango de los Muertos (Tango van de Doden) komen verschillende elementen bij elkaar, zowel compositorisch als symbolisch; de Argentijnse tango is ontstaan uit een huwelijk tussen de Spaanse tangos flamenca en de Cubaanse habanera. ‘De los Muertos’ verwijst naar de Mexicaanse feestdag Día de los Muertos op twee november, een samenvloeisel van een oud Azteeks ritueel en het Katholieke Allerzielen, wat met de Conquistadores meekwam naar Midden-Amerika. Tot slot komt het muzikale materiaal van de Poema del Cante Jondo hier samen.
Thomas Beijer, mei 2012
1. Federico García Lorca: Muerte de la Petenera uit Poema del Cante Jondo (Madrid, 1931)
2. Federico García Lorca: Balladilla de los tres Ríos uit Poema del Cante Jondo (Madrid, 1931)