Een nieuwe lichting zelfbewuste, academisch geschoolde moslims treedt aan. Het Fahm Instituut biedt hun een plek om te discussiëren over de islam. ‘Elke leraar weet dat je het meeste leert van vragen stellen.’ Interview Trouw met Anne Dijk en Kamel Essabana.
Het duurt even voordat ze iets kan bestellen bij de kebabzaak onder de Ulu-moskee in Utrecht, omdat de baliemedewerker zo gefascineerd is door haar verschijning: een witte vrouw met hoofddoek. Ze is een tijdje zoet met alle vragen die hij heeft. Doodgemoedereerd begint hij haar – vriendelijk, maar toch – de les te lezen over de islam. Als ze wegloopt, rolt ze met de ogen: “Tja, ik ben het gewend. Hij bedoelt het goed.”
Voor Anne Dijk (33) is het hier vertrouwd terrein: boven in de moskee zijn regelmatig bijeenkomsten van het Fahm Instituut, dat mede door haar is opgericht. Kamel Essabane (42), die ook aan de wieg stond, is alvast gaan zitten en heft bij wijze van begroeting zijn glas thee even op.
Fahm is Arabisch voor begrip of begrijpen, en de organisatie is misschien wel het eigenzinnigste islamitische instituut op Nederlandse bodem. Waar elders uitsluitend voor de hand liggende thema’s als de geloofsleer worden behandeld, kun je hier ook een cursus ‘Mindful Moslim’, Islamitische filosofie of ‘Islamitisch feminisme?/!’ volgen. Nu het instituut vijf jaar bestaat, heeft zich iets gevormd wat ze onderling de ‘Fahmily’ noemen, vertelt Essabane. “Een diverse gemeenschap van voornamelijk moslims, die vaste bezoekers van samenkomsten zijn en van wie een deel maandelijkse donaties stort.”
Hun publiek bestaat uit hoger opgeleiden tussen de twintig en de vijftig jaar. Net als de oprichters zelf, die deel zijn van een nieuwe lichting zelfbewuste, academisch geschoolde moslims.
Dijk, dochter van een dominee die zich op haar negentiende bekeerde, studeerde religiestudies en islamitische theologie. Ze is gespecialiseerd in autoriteitsstructuren, gender en de islam. Ze runt een eigen consultancybedrijf en heeft net haar koffers gepakt om te gaan promoveren in Istanbul.
Essabane is gespecialiseerd in islamitische filosofie. Naast civiele techniek studeerde hij filosofie en religiewetenschappen met veel aandacht voor de islam. Hij volgde ook een opleiding tot leraar godsdienst en levensbeschouwing. Essabane leidt godsdienstleraren op en werkt voor een organisatie die scholen adviseert over hun identiteitsvorming. Het werk voor het instituut doen alle teamleden op vrijwillige basis.
Met welk doel zijn jullie begonnen?
Anne: “We wilden een veilige plek voor de kritische bestudering van de islam voor iedereen, maar wel vanuit moslimperspectief. Ook om tegenwicht te bieden aan ‘sjeik Google’, waar mensen vaak als eerste bij uitkomen als ze een vraag hebben over de islam. Een van de grootste kwaden van deze tijd.”
Kamel: “Vaak zijn het vragen in de categorie ‘mag dit’ of ‘mag dat’. En wie daar het beste scoren zijn de zwart-witdenkers, want die hebben de eenvoudigste antwoorden. Dat is wat we bedoelen met sjeik Google. Het heeft ermee te maken dat moslims vanuit de samenleving heel veel vragen over hun geloof krijgen, vragen waar ze zelf meestal geen antwoord op hebben.”
Anne: “Zo’n beetje elke moslim wordt tegenwoordig geacht islamoloog te zijn. Dat creëerde een behoefte aan kennis.”
Er waren al best wat islamitische instituten. Waarom nog één?
Kamel: “Het begon met onze persoonlijke interesse. Wij wilden zelf cursussen en lezingen over islamitische filosofie of over feminisme en de islam volgen. Die waren er niet.”
Anne: “Op verzoek zijn we toen lezingen en cursussen gaan geven. Maar ik wilde zelf de agenda bepalen en dan wel met een team, zodat je elkaar scherp houdt. Achter veel andere instituten zit maar één iemand. Wij wilden geen one-man-show.”
Jullie vinden seksegelijkwaardigheid belangrijk. Waaruit blijkt dat, behalve uit een cursus islamitisch feminisme?
Anne: “Alles is voor mannen en vrouwen toegankelijk. Mannen en vrouwen worden niet gescheiden, maar komen in dezelfde ruimte bijeen. Bewust nodigen we evenveel vrouwelijke als mannelijke sprekers uit.
“De vraag wat islamitisch feminisme is, hangt af van de persoon. Feministen zijn er ook goed in om elkaar verketteren – daar willen we voor waken.”
Kamel: “Ik zie het als essentieel om een kritische geest te hebben, zowel naar binnen, richting de gemeenschap, als naar buiten, richting de samenleving. De positie van de vrouw is nu eenmaal niet altijd zoals het wenselijk is. Op die stelling wordt in de gemeenschap vaak verdedigend gereageerd. Ik begrijp waar dat vandaan komt, want het is ook lastig – er is een heel sterk anti-islamsentiment in Europa dat deels drijft op het idee dat onze religie vrouwonvriendelijk is. Vervolgens zeggen moslims, als je iets aan de kaak stelt dat hieraan raakt, al snel dat je aan dit verhaal bijdraagt. Maar dat zie ik anders. Als ik hier niet kritisch over zou zijn, zou ik de gemeenschap niet verder helpen.”
Anne: “Laatst hadden we het over het ‘slaanvers’, een koranvers dat sommige traditionele gelovigen uitleggen alsof een man zijn vrouw in bepaalde omstandigheden mag slaan. Wij zijn daar hartstikke tegen. Maar een van de deelnemers, een man, wilde de discussie een beetje aanjagen, hij zei: ‘Een tikje af en toe moet toch kunnen?’ Je had de zaal moeten zien, die ontplofte zowat, zo fel gingen ze tegen hem in. ‘Geintje, hè’, zei hij toen. Ik vind het tekenend dat de veiligheid er is om zo’n harde grap te maken. Zoiets kan alleen in een familie.”
Waar staan jullie, op de schaal van orthodox naar progressief?
Anne: “We bedienen ons niet graag van zulke labels.”
Kamel: “Dat heeft te maken met een beeld dat leeft in de buitenwereld van de goede moslim en de slechte moslim. Die eerste is verlicht, gematigd, liberaal of – heel cryptisch – ‘anders’. Ik heb wel eens meegemaakt dat iemand zei: ‘Ja, maar jij bent niet zo’. Hoe bedoel je, zo? Dat verwijst naar de ‘slechte moslim’, die extreem is. Dat is zo’n sterk frame.
“Ook als moslim kun je makkelijk in die valkuil trappen en elkaar verketteren. Ik heb wel eens gezien dat de ene moslim de ander extremistisch noemde, omdat die een hoofddoek droeg. Of dat moslims die niets hebben met de nikab die ‘niet islamitisch’ noemen. Je kunt toch op zijn minst respecteren dat vrouwen in een nikab zich óók baseren op een interpretatie van de islam?”
Anne: “In het begin konden mensen ons niet plaatsen. We kregen mailtjes: welke geloofsleer of wetsschool volgen jullie? Wij antwoordden: we zetten de theologische scholen naast elkaar en schrijven er niet een voor. We geven er een beschouwing van. Zo hadden we dat op de universiteit geleerd, voor ons was dat normaal. Traditionalisten hebben daar soms moeite mee, die zien het belichten van andere zienswijzen al snel als het promoten daarvan. Die denken: dit is een gevaarlijke dwaling, daar moet je over zwijgen.”
Kamel: “Aan die academische benadering voegen we wel iets toe: inspiratie. We belichamen als gelovige moslims ook een spiritueel en intellectueel leven. Dat noemen we een holistische benadering van de islam.”
Dat klinkt als een vrij nieuwe benadering, toch?
Kamel: “Dat kun je zeggen, maar we zijn niet bezig de islam te verlichten. We proberen juist het idee te doorbreken dat zoiets nodig is. Je mag heel orthodox zijn, zolang je anderen in hun waarde laat.”
Anne: “Interpretaties die nu soms liberaal of verlicht worden genoemd, hebben heel oude fundamenten in de islamitische geschiedenis. Er bestaan verschillende benaderingen naast elkaar en dat is niets nieuws. Klassieke juridische teksten over islamitische vraagstukken beginnen allemaal met de zinsnede: ‘Er is ikhtilaaf’, er is meningsverschil. Dat besef maakt je nederig – jij hebt niet de waarheid in pacht.
“Ik denk dat wij, vergeleken bij veel andere aanbieders van cursussen en lezingen, meer stilstaan bij de diepere betekenis en het waarom van teksten. Elders gaat het vaak alleen over de futiliteiten in de regels. Daar kijkt men vooral naar details en uiterlijkheden. Alsof je een lijstje kunt afvinken en dan vanzelf een goede moslim bent.
“Er komen ook getraumatiseerde mensen uit extremistische kringen naar onze samenkomsten, die oververmoeid zijn van zulke benauwde geloofsbenaderingen. Soms kregen mensen letterlijk te horen dat ze geen vragen mochten stellen.”
Kamel: “Voor hen was het een verademing dat wij er zijn.”
Anne: “Iemand zei: ‘Het voelt alsof er een hand van m’n keel wordt gehaald’. Sommigen stonden op het punt de islam te verlaten. Bij ons kwamen ze erachter dat ze niet gek waren, dat ze zichzelf én moslim kunnen zijn, maar dat ze heel klein gehouden werden.”
Kamel: “Ik kreeg thuis en in de moskee vaak te horen: zo is het, punt uit. Terwijl elke leraar weet dat je van vragen stellen het meeste leert. We leven ook in een wereld waarin dat heel normaal is: op school word je juist van harte aangemoedigd om van alles en nog wat in twijfel te trekken. Voor mij was het een hele openbaring dat ik tijdens mijn studietijd geestverwanten tegenkwam op de islamitische studentenvereniging, met wie ik kon discussiëren.
“Veel moskeeën hebben onze niet-belerende filosofie ontdekt; die merken dat die oude werkwijze niet meer aanslaat. Zij nodigen ons uit voor lezingen, waarmee de moskee dan mensen bereikt die normaal niet komen. Dat merk je aan de vragen die die mensen stellen en dat ze soms een beetje zenuwachtig zijn. ‘Moet ik een hoofddoek op?’, of ‘Hoe werkt dat precies met bidden?’”
Anne: “Dat geeft ons hoop voor de toekomst. Van het begin af aan was het ons streven dat het instituut iets blijvends zou worden.”
Bron: Trouw, Marije van Beek, 24 september 2019