Uittreksel – blz. 39: Het volle leven
De gewoonte om Eckhart als mysticus te betitelen heeft veel misverstand gewekt. Weliswaar is zijn leer – evenals die der mystici – gericht op eenwording van de mens met God, maar Eckharts weg is toch vooral een rationele. De terugkeer van de ziel naar de goddelijke oorsprong is er een van intellect naar intellect. Want God is puur intellect, de logos, die zichzelf eeuwig in intellect herschept: de zielenvonk in elke menselijke ziel. En de wijze waarop Eckhart die weg beschrijft is eveneens van hoog intellectueel niveau. In zijn `Boek van de goddelijke vertroosting’ beroept hij zich daarbij op Seneca: ‘Een heidens leermeester, Seneca, zegt: men moet over voorname en hoge dingen spreken met voorname en hoge gezindheid en met verheven ziel […] . Daarom immers leert men de onontwikkelden, opdat zij van ongeletterd geleerd worden. Als er niets nieuws zou zijn, werd er niets oud.’ In die uiterst rationele toonzetting van zijn leer betoont Eckhart zich een kind van de middeleeuwse scholastiek en een denker in de methodische lijn van het aristotelisme. Hier wijkt hij radicaal af van andere mystici van zijn tijd, die gedreven worden door liefde tot God en de Christus, vooral de Christus van de passie.
Ook op een ander, essentieel punt verschilt Eckhart van overige mystici. In tegenstelling tot hen wil hij van geen terugtrekken in eenzaamheid weten. Hij is een verklaard tegenstander van wat men in het Duits zo mooi Versenkungsmystik is gaan noemen. Schijnbaar paradoxaal preekt hij zoals gezegd de eenheid van contemplatief en actief leven, van vita activa en vita contemplativa. Niet in het isolement van de kloostercel is God te vinden, maar in het volle leven, dat in zijn tijd bol moet hebben gestaan van krasse tegenstellingen. Bij nader inzien is er van geen tegenstelling sprake, want hoewel het actieve leven, het leven van de praktische zielzorger, de beste coulisse voor de Godzoekende mens is, dient deze daarin toch de hoogste staat van afgescheidenheid na te streven.
Met dat begrip `afgescheidenheid’ is een volgend kernbegrip van Eckharts theologie genoemd. Deze term verwijst naar een staat van totale onthechting van alle aardse bindingen, en dus ook van alle eigenbelang en persoonlijke strevingen. Midden in het leven staand en toch volledig onthecht. Dat is de voorwaarde die Eckhart oplegt aan wie zich in zijn diepste zielengrond met God wil verenigen. `Daarom is afgescheidenheid het allerbeste, want zij reinigt de ziel en loutert het geweten en ontvlamt het hart en wekt de geest en versnelt het verlangen en doet God kennen en zondert het geschapene af en verenigt zich met God.’
In het verlengde van die afgescheidenheid ligt het begrip ‘gelatenheid’, dat het volledig achterlaten behelst van alles wat een mens lief is. Het is het verlaten van al het ‘geschapene’ – een andere notie uit Eckharts begrippenarsenaal – met als resultaat een zielstoestand die slechts op het volstrekte niets, een volledige leegte is gericht. Afgescheidenheid, gelatenheid, leegmaken, niets, het zijn begrippen met een aanzienlijke semantische overlap die alle om een en hetzelfde doel cirkelen: uit te drukken dat de menselijke ziel een bodem, een ‘vonk’ heeft die zelf van goddelijke aard is en met het Goddelijke kan versmelten in een sfeer die gelijk is aan een leegte, een `niets’. Met dat ‘niets’ is echter geen totale negatie van al het zijnde bedoeld. Het goddelijke ‘Niets’ heet slechts zo vanwege de onuitsprekelijkheid van Gods grootheid. Het is de aanduiding voor een sfeer aan gene zijde van het menselijke begrip en van de klem van de tijd waarin wij zijn gevangen. Dat het zwijgen over God bij Eckhart toch in een bezwerende stroom van woorden van hoge kwaliteit resulteert, is slechts het gevolg van de condition humaine die ons dwingt ons te uiten in de beschikbare taal.
Recensie door Tsenne Kikke
Eckhart’s liefde voor God en de medemens ging zó ver dat de paus hem verketterde. Nu krijgt Meister Eckhart zelf veel liefdevolle aandacht van tien Nederlandse auteurs. De volgende uitspraak lees je niet snel bij een christelijke filosoof: ‘Ik bid God om mij leeg te maken van God.’ Of deze: ‘Je moet God liefhebben als een niet-god, een niet-geest, een niet-persoon.’ Of: ‘Ik ben beter dan God!’ Deze paradoxale uitlatingen doen bijna atheïstisch aan. Toch komen ze uit het werk van een van de grootste wijsgeren, theologen en mystici uit de Middeleeuwen: Meister Eckhart. Vlak na diens dood in 1327 verketterde de paus enkele van de meest radicale uitspraken van de Meister, waarna die bijna een half millennium lang als persona non grata werd beschouwd.
De ondertitel van ‘Echart Nu’ luidt: ‘Tien visies op Meister Eckhart’. Tien essays over, of liever, in actuele reactie op het intens intrigerende gedachtegoed van de middeleeuwse mysticus, filosoof en zielzorger Meister Eckhart . Vier schrijvers, twee theologen, een historicus, een zenmeester en een criticus bevestigen elk op eigen wijze hoe deze denker ook in onze tijd kan gelden als een serieuze gespreksgenoot en een rijke inspiratiebron. Aanleiding voor hun teksten is het 750ste geboortejaar van de prediker. De aan hem gewijde aandacht heeft geenszins de bedoeling ‘een standbeeld uit het verre verleden’ te tonen. Veel belangrijker is het dat de verschillende visies, aangevuld met twee preken en een traktaat van de leermeester, benadrukken: ‘Hij leeft, in het nu van de 21ste eeuw’, ‘deze meester van het niet-wetende weten’.
Begrippen als onthechten, ontledigen, eigenwilligheid en gelatenheid krijgen gevarieerde aandacht, evenals Eckhart’s visie op God en de inhoud van wat hij ‘de goddelijke vonk’ noemde. Elk essay kent een uitgebreid notenapparaat. In de bijlage vind je een korte informatie over de tien auteurs.
Bron: spiritualia.be