Hoe Arabieren de westerse wereld hebben beïnvloed
De titel van dit boek verwijst naar het “Huis der Wijsheid”, een soort academie van wetenschappen die in het begin van de 9de eeuw in Bagdad werd opgericht door de Abassiedenkalief al-Mamoen, de zoon van de bij ons beter bekende Haroen al-Rasjid, tijdgenoot van Karel de Grote.
Iedereen weet toch wel dat termen als algebra en bazaar van Arabische herkomst zijn, maar verder gaat de kennis over de invloed van de Arabieren op onze beschaving over het algemeen niet. Het Arabisch heeft nog meer sporen nagelaten in onze taal. Woorden als zero, cijfer, almanak, algoritme, azimut, zenith en vele andere termen uit de wiskunde en de astronomie zijn afkomstig uit het Arabisch.
In die zin vult het boek van Jonathan Lyons een leemte op. Ik heb slechts gedeeltelijke kritiek omdat hij de algemene situatie van W.- Europa in overdreven negatieve termen en niet steeds correct beschrijft (o.a. p. 56). Daarom onthoud ik hem voor zijn overigens voortreffelijk werk de vijfde ster van waardering, die hij in twee kwaliteitskranten wel krijgt. Jos Martens, maart 2013.
- Het project van al-Mamoen
- De wereld in kaart
- De kennis uit het Huis der Wijsheid bereikt het Westen
- Adelard van Bath. Bruggenbouwer naar de Arabische wetenschap
- Al-Chwarizmi, grootvader van de computer
- Al-Biroeni, een alzijdig genie
- Avicenna en de geneeskunde
- Misplaatst chauvinisme
- Noten
Het project van al-Mamoen
Al-Mamoen liet manuscripten van oude geleerden opsporen, waar hij ze maar vinden kon en betaalde desnoods hun gewicht in goud. Gezantschappen reisden naar Constantinopel, beladen met geschenken. Zij keerden terug, even zwaar beladen met de werken van Plato, Aristoteles, Ptolemaeus, Hippokrates en andere auteurs uit de klassieke oudheid. In Bagdad werden die bestudeerd door de grootste geleerden van de toenmalige beschaafde wereld en in het Arabisch vertaald.
Vooreerst trachten de islamitische wijsgeren de Koran te begrijpen in overeenstemming met de Griekse filosofen uit de oudheid. Dat lukte hun niet steeds. Maar toch zorgde de invloed van schrijvers als Plato en Aristoteles voor een verdieping van de filosofie. Daarbij leverde het voorbereidend werk een misschien onbedoelde, maar daarom niet minder belangrijke bijdrage aan het culturele patrimonium van de gehele mensheid. Want ondertussen waren de oude auteurs op nieuwe perkamenten (en spoedig op het hier nog onbekende papier) gekopieerd en vervolgens vertaald. Zonder hun arbeid zouden vele werken uit de klassieke oudheid voorgoed verloren zijn geweest. Ondanks hun bewondering voor de Ouden vergenoegden deze geleerden zich niet met kopiëren en napraten.
Op het gebied van de wiskunde overtroffen de wetenschappers al gauw hun leermeesters. De belangrijkste vernieuwing die ze introduceerden, was het cijferschrift. In Europa werden de getallen nog op de onhandige Romeinse manier geschreven, waarbij de waarden eenvoudig worden opgeteld. Zo schrijft men 1825 als MDCCCXXV omdat het de som is van M = l000, D = 500, C + C + C = 100 + 100 + 100, X + X = 10 + 10 en V = 5. De Arabieren pasten het decimale stelsel toe met de cijfers die wij nog steeds gebruiken en nog steeds Arabische cijfers noemen, “de grootste uitvinding sinds het wiel en het schrift.” Het decimale systeem laat vlot vermenigvuldigingen, delingen en allerhande berekeningen toe, door het invoeren van een teken voor de lege plaats: de nul. De Arabieren brachten het decimale stelsel omstreeks 750 mee uit India, maar in christelijk Europa kwam het pas 500 jaar later in zwang. Net zoals Pythagoras 1000 jaar eerder zagen de Arabieren in de wiskunde de taal waarin God de kosmos had geschreven. Wiskunde had voor hen iets van de meest volmaakte schoonheid.
De wereld in kaart
Kalief al-Mamoen heerste over een enorm rijk. Voor behoorlijk bestuur achtte hij daarom een accurate beschrijving van heel zijn gebied een absolute noodzaak. Toch was het uitgangspunt van de Arabische astronomen in het Huis der Wijsheid religieus: het bepalen van de juiste gebedsrichting naar Mekka, overal in het uitgestrekte imperium.
Van Claudius Ptolemaeus (Alexandrië ca. 150) namen ze het systeem van geografische coördinaten over, dat wil zeggen: het gebruik van lengte- en breedtegraden zodat elk punt op de globe een unieke, identificeerbare locatie oplevert. Ze aanvaardden van meet af aan de opvatting van de aarde als bol.
Ptolemaeus de auteur van de Almagest (naar het Arabisch voor ‘De grootste’, over astronomie) en de Geographia leerde hun tevens oplossingen voor het probleem van de projectie, dit is: de weergave van de driedimensionale bolvorm van de aarde op een platte, tweedimensionale kaart. De talloze gecoördineerde metingen van Al-Mamoens geleerden hadden in de woestijn van Sinjar de lengte van één graad in Arabische maateenheden opgeleverd. Dat was slechts mogelijk door de immense uitgestrektheid van zijn rijk en de steun van zijn persoonlijke wetenschappelijke interesse.
Vermoedelijk haalde hij zijn inspiratie in het China van de Tang dynastie, het enige bekende analoge voorbeeld uit dezelfde historische era: in het begin van de achtste eeuw liet de keizer over ruim 4000 km een meridiaancirkel opmeten (niet vermeld in het boek, eigen cursivering).
Dit vormde tevens de basis voor misschien wel de grootste wetenschappelijke triomf van het Huis der Wijsheid: de constructie van een wereldkaart, vergezeld van een beschrijving van de volken, plaatsen en wonderen van de wereld en een bijgewerkte tabel met geografische coördinaten. Onder die ‘wonderen’ bevond zich onder veel meer ook een geografisch correcte beschrijving van de Chinese Muur.
Naast zulke curiositeiten bevatten de kaart en het overzicht van al-Mamoen 530 belangrijke steden en plaatsen, 5 zeeën, 290 rivieren en 200 bergen. Handelaren, zeelieden, spionnen en postmeesters overal in het rijk waren ideale informatiebronnen. In Het boek van wegen en koninkrijken, een iets jonger beroemd geografisch verzamelwerk, waren ook belangrijke zeeroutes opgenomen naar Perzië, Bahrein, Oman en Jemen, tot aan de haven van Guanzhou (Kanton) in China, waar reeds duizenden Arabieren verbleven. Stenen mijlpalen met daarop de afstand tot Bagdad zijn teruggevonden in uithoeken als Palestina en Georgië.
Al-Mamoens geleerden herzagen de oost-west lengte van de Middellandse Zee door Ptolemaeus’ meting van 62 lengtegraden te herleiden tot 52. In de vroege elfde eeuw verminderden Arabische geografen dit nog verder tot 42 lengtegraden, wat in de buurt ligt van de moderne waarde 31. Als deze cijfers kloppen, is het een wetenschappelijke prestatie van eerste orde. Haast ongelooflijk! Het zou meer dan 700 jaar duren vooraleer Gerard Mercator de Arabische resultaten nog maar benaderde. Voor zijn Europakaart uit 1554 werkte de befaamde geograaf klaarblijkelijk met de oorspronkelijke Griekse Ptolemaeustabellen, zoals die in 1400 uit Constantinopel waren meegebracht. Bij zijn beroemde aardglobe uit 1541 -‘de mooiste van de hele 16de eeuw’- had hij de doormeter van de Middellandse Zee al teruggebracht tot 58 graden. Nu deed hij er nog eens 5 graden af, tot 53, wat nog steeds minder nauwkeurig zou zijn dan de Arabieren ten tijde van al-Mamoen! (niet in het boek, eigen cursivering (noot 1)
De kennis uit het Huis der Wijsheid bereikt het Westen
Pas eeuwen later, in 1154 om precies te zijn, bereikte de kennis uit het Huis der Wijsheid het Westen. Toen vormde dit titanenwerk de basis voor het samenstellen van de Kitab Rudjar (“Rogiers Boek”) door de Marokkaanse geograaf en botanicus Muhammad al-Idrisi (1100 – 1165 of 1166)
Dit verdient even meer aandacht. Omstreeks 1139 nodigde koning Rogier II van Sicilië al-Idrisi uit naar zijn nieuwe hoofdstad Palermo om leiding te geven aan een zeer ambitieus project: het samenstellen van een nieuwe wereldkaart en een begeleidende tekst met geografische beschrijvingen. Dit was het begin van een vruchtbare samenwerking die niet minder dan vijftien jaar in beslag zou nemen.
Rogier II (1095 – 1154) was zoals zijn Normandische vader Rogier van Hauteville een buitenbeentje in het Europa van zijn tijd. Hij zette diens verdraagzame politiek verder in de benadering van de zeer diverse religieuze en etnische groepen in zijn rijk: katholieke Sicilianen en Normandiërs, Grieks-orthodoxe Byzantijnen, Joden en vooral Arabische moslims, de vroegere heersers. Net als zijn vader stelde hij veel moslims aan in belangrijke staatsambten en zelfs in zijn leger. De meerderheid van zijn voetvolk en van zijn bereden boogschutters waren moslims, wat zijn kruisvarende tijdgenoten verbijsterde. Zijn lijfartsen waren uitsluitend Arabieren en volgens de Iraakse historicus van de kruistochten, Ibn al-Athir (1160-1233), stelde hij meer vertrouwen in hen dan in enige monnik of priester in het paleis. De munten die Rogier in 1138 liet slaan, zijn de vroegste Europese voorbeelden voor het gebruik van de door al- Chwarizmi gepopulariseerde Arabische cijfers.
Al-Idrisi ging in Palermo aan het werk met een hele staf wetenschappers, vooral Arabieren en Joden. Hierbij kon hij voortbouwen op alles wat sinds al-Mamoen en zijn Huis der Wijsheid vanaf ca. 800 was verzameld op geografisch gebied. Zij maakten gebruik van een verscheidenheid aan bronnen, waaronder de klassieke werken van de moslimgeografie voor gegevens over Afrika en Azië. Voor informatie dichter bij huis vertrouwde hij op zijn eigen ervaringen als onverdroten rondreizende geleerde, vanaf zijn zestiende, na zijn opleiding in Córdoba (Spanje). Dit vulde hij aan met de verslagen van Europese reizigers, kooplieden, diplomaten en leden van Rogiers omvangrijke zeemacht. Ervaren reizigers interviewde hij persoonlijk, individueel en in groepjes. Hij weerhield “alleen datgene waarover volledige eensgezindheid bestond en wat geloofwaardig bevonden is, verwerpend alles wat contradictie opriep.”
Alle gegevens werden vervolgend ingetekend op regionale kaarten, tien per traditionele klimaatzone, dus zeventig in het totaal. Al- Idrisi en zijn team van geleerden stelden zich de bewoonde wereld voor als één volledig halfrond van 180 graden, dat zich uitstrekte van Korea in het Oosten tot de Canarische eilanden in het Westen – het laatste bekende gebied vóór de inktzwarte wateren van de Atlantische Oceaan, de gevreesde Zee der Duisternis.
Daarna startten de ambachtslieden het moeizame proces om alles te kopiëren en dan te graveren op een driehonderd pond zware zilveren schijf met twee meter diameter. Begin 1154 raakte het titanenwerk voltooid: een op het zuiden georiënteerde mappa mundi, onder de naam Tabula Rogeriana. Daaraan voegde al-Idrisi het boek Geografie toe. Samen werden ze door hem Kitab Rudjar (“Rogiers Boek”) genoemd. En onder zijn Arabische naam zou dit meesterwerk van de geografie bekend blijven (noot 2). Helaas. Kort na haar voltooiing werd de grote zilveren planisfeer gestolen en omgesmolten. Gelukkig zijn een paar in lazuursteen uitgevoerde versies bewaard gebleven. Al-Idrisi’s grote geografische compendium bleef eveneens bewaard.
Zijn Boek van Rogier bood het middeleeuwse Westen de meest uitvoerige beschrijvingen ooit van de volken, landen en culturen van de zeven klimaten. Dat gold zeker voor Afrika, een gebied dat generaties Arabische zeelieden, handelaren en avonturiers goed kenden. Al-Idrisi geeft, onder veel meer, gedetailleerde en in de regel accurate beschrijvingen over de in Europa totaal onbekende goudhandel van Ghana en de zoutwinning in het uiterste westen van het continent. Ook beschrijft hij de complexe geografie van de bovenloop van de Nijl. Verder naar het oosten informeert het Boek van Rogier de lezers over zulke uiteenlopende onderwerpen als de intelligentie van olifanten, het kastenstelsel van India en de boeddhistische geloofsovertuiging van de keizers in het verre China.
Tien manuscriptkopies van het Boek van Rogier overleefden tot op heden. Vijf ervan met de volledige tekst, en acht met kaarten (noot 3).
Drie eeuwen lang zou het zonder enige concurrentie onbetwist de meest nauwkeurige wereldkaart blijven, als hoeder van een wetenschap die de christelijke kennis van het Westen mijlenver overtrof!
Adelard van Bath. Bruggenbouwer naar de Arabische wetenschap
In 1114 arriveerde een Engelse landjonker van even in de dertig in Antiochië, de stad die door de kruisvaarders in 1097 veroverd was ten koste van duizenden doden en maandenlange bloedige strijd (noot 4). Zijn naam was Adelard van Bath (ca. 1080 – 1152); hij behoorde tot de orde van St.-Benedictus. Geen godsdienstig fanatisme dreef hem naar het Heilig Land, maar een onverzadigbare drang naar ware kennis. Hij had gestudeerd en gedoceerd aan de beroemde kathedraalschool van Laon (Frankrijk), doch bitter teleurgesteld door het bedroevend lage niveau van de gedoceerde vakken, zocht hij in het Heilig Land naar de wetenschap van de Arabieren, de studia Arabum. Daarin was hij niet de eerste: vanaf de 10de eeuw hadden voorgangers van tijd tot tijd om dezelfde redenen in Toledo en andere steden van Al Andalus gestudeerd.
Maar de impact van Adelard op de geestelijke evolutie van West-Europa was cruciaal. Waar zijn lotgenoten huiswaarts keerden met een emmertje wetenschap, zorgde hij voor een ware dijkbreuk op dit gebied. Hij zou het intellectuele landschap van Europa voorgoed hertekenen. Dit is niet overdreven. Zonder hem misschien geen ‘Renaissance van de twaalfde eeuw’.
Zijn belangstelling was quasi onbeperkt, van de valkerij tot toegepaste scheikunde, van meetkunde tot filosofie, astronomie, astrologie en kosmologie. Hij schreef een boek Liber algorismi de Numero Indorum (over algorismen en Indische cijfers). Hij vertaalde de astronomische tabellen van al-Chwarizmi over de bewegingen van de sterren en de Inleiding tot de astrologie van Aboe Ma’shar. Hij schreef korte verhandelingen over de abacus (het gebruik van het telraam) en een uitvoerige over het nut van het astrolabium (in het Westen nog onbekend), vergezeld van een zeer praktische handleiding voor de toepassingen. Bijzonder invloedrijk was zijn vertaling van de Elementen van Euclides (Alexandrië 3de eeuw v. C.). Dit meetkundig en rekenkundig verzamelwerk was in Constantinopel bewaard in het oorspronkelijke Grieks. In het Westen was de tekst verloren gegaan tot Adelard hem omstreeks 1120 uit het Arabisch vertaalde in het Latijn. Euclides’ vlakke en ruimtelijke meetkunde wordt tot op vandaag nog steeds aangeleerd in ons voortgezet onderwijs.
Op de hele lange termijn gemeten was zijn kostbaarste geschenk aan de toekomstige generaties in het Westen misschien wel dat hele kleine pakketje met 10 onooglijke tekentjes die hij Indische en wij Arabische cijfers noemen.
Al-Chwarizmi, grootvader van de computer
Mohammed ibn Moesa al-Chwarizmi was een ware polymath, onbetwistbaar een van de grootste en meest invloedrijke wiskundige genieën uit de hele wereldgeschiedenis. Hij is geboren tussen 780 en 800 en overleed tussen 840 en 845. Chwarizmi was een Pers, afkomstig uit Chwarezm, tegenwoordig Oezbekistan. Net als vele decennia later al-Biroeni en Avicenna. Hij werkte in het Huis der Wijsheid van kalief al-Mamoen.
Men neemt aan dat hij als eerste het Indische getallensysteem (nu bekend als ‘Arabische cijfers’) gebruikte en het teken ‘0’ voor nul introduceerde, wat een revolutionaire omwenteling betekende voor de wiskunde.
Al-Chwarizmi corrigeerde het werk van Ptolemaeus op het gebied van geografie, astronomie en astrologie en vulde het aan met zijn eigen bevindingen. Heel waarschijnlijk leidde hij een groep van 70 kosmografen, die al-Mamoens grote wereldkaart met de begeleidende boeken vervaardigden. Hij heeft even waarschijnlijk deelgenomen aan het opmeten van de meridiaan in de woestijn van Sinjar, vermits de resultaten noodzakelijk waren voor een betrouwbaar coördinatennet op de wereldkaart.
Hiermee zijn zijn wetenschappelijke prestaties nog niet ten einde. Hij ontwierp het concept van algoritmes in de wiskunde. Daarom wordt hij beschouwd als de ‘grootvader van de informatica’. De termen ‘algoritme’ en ‘algorisme’ zijn trouwens afgeleid van zijn naam. Het woord ‘algebra’ is zelfs afgeleid van de titel van zijn baanbrekende studie over dit vakgebied van de wiskunde. Zonder algoritmes geen hedendaagse Google- of plagiaatzoekmachine. Bijvoorbeeld: algoritmes zetten stijl en woordgebruik om in statistieken waaruit bleek dat Jane Austen en Walter Scott (Ivanhoe) de meeste invloed uitoefenden op de schrijvers die na hen kwamen.
Zijn werk over het astrolabium (een voorloper van de sextant), 1200 jaar lang het voornaamste instrument voor navigatie, is het oudst bewaarde Arabische voorbeeld; het zou nog eeuwenlang gezaghebbend blijven.
Al-Chwarizmi’s astronomische studies, in tabellen gegoten, bevatten alle gegevens om de positie van de zon, de maan en de vijf gekende planeten (Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus) nauwkeurig te bepalen. Zo kon men zowel overdag als ’s nachts de juiste tijd vaststellen. Tot in de 16de eeuw leverde dat in Europa problemen op. Vooraleer het astrolabium geperfectioneerd werd door mensen als de Nederlander Gemma Frisius (1508-1555) waren hiervoor nog steeds zeer tijdrovende berekeningen nodig en ingewikkelde instrumenten als het torquetum (reeds beschreven door Ptolemaeus in de tweede eeuw, maar daarna in vergetelheid geraakt), zoals men kan zien op het schilderij De Franse gezanten van Hans Holbein uit 1533 (noot 5).
Op de ontwikkeling van de wetenschappen in West-Europa oefende al-Chwarizmi een diepgaande en langdurige invloed uit vanaf het ogenblik dat Adelard van Bath zijn studies over het decimale getallensysteem, zijn astronomische tabellen en teksten over algebra, algorisme plus zijn werk over het astrolabium omstreeks de helft van de 12de eeuw in het Latijn vertaalde. Die werken bleven toonaangevend aan de Europese universiteiten tot in de 16de eeuw.
Al-Biroeni, een alzijdig genie
Aboe Raihan Biroeni (973 – 1048), Perzisch wiskundige, natuurkundige, astronoom, astroloog, encyclopedist, filosoof, historicus, alchemist en leraar. Hij werd geboren in Chwarezm, tegenwoordig Oezbekistan, toen deel van het Samaniden-imperium. Hij studeerde wiskunde en astronomie.
Net als zijn collega, de in middeleeuws Europa veel meer bekende Ibn Sina (Avicenna) was hij een ware polymath, een universeel genie, van alle wetenschappelijke markten thuis. Zij werkten samen in een wetenschapscentrum gesticht door de Perzische prins Abu Al Abbas Ma’moen Khawarazmshah. Behalve Perzisch en Arabisch sprak hij mogelijk ook Syrisch en Berbers en zeker Grieks. In zijn jeugd had hij namelijk een ontwikkelde Griek als leraar die zijn onblusbare weetgierigheid aanmoedigde.
Enkele van zijn meest opzienbarende prestaties zijn:
• Op de leeftijd van 17 berekende hij de breedtegraad van Khwarazm op basis van door hem zelf geperfectioneerde instrumenten.
• Op de leeftijd van 27 schreef hij een boek Chronologie van Oude Volkeren, ook bekend als Overblijvende tekenen van voorbije eeuwen.
• Hij berekende de straal van de Aarde op 6339,6 kilometer (werkelijke waarde is ongeveer 6378 km). Europa ontdekte dit pas in de 16de eeuw.
Hoewel het werk van al-Biroeni enkele betrekkelijk kleine fouten bevat, is het inhoudelijk tot de negentiende en zelfs twintigste eeuw nooit overtroffen. Zijn De bepaling van de coördinaten van steden was het eerste werk in de geschiedenis dat toeliet accuraat geografische locaties te bepalen met behulp van technieken uit de sferische driehoeksmeting. Deze veeleisende benadering was ontworpen om de minder betrouwbare methode te vervangen die destijds heel vaak gebruikt werd voor het vaststellen van verschillen in lengtegraad: de gelijktijdige waarneming van een maansverduistering vanuit twee afzonderlijke punten. Die laatste methode werd onder meer gebruikt door Amerigo Vespucci in 1499 om te berekenen hoe ver hij naar het westen was gekomen tijdens een van zijn reizen naar de Nieuwe Wereld. Het leverde Vespucci een schatting op van de aardomtrek van slechts 80 km minder dan de werkelijke afmetingen. Maar het zou nog drie eeuwen duren voor dit wetenschappelijk bewezen werd, namelijk toen de Engelse ontdekkingsreiziger James Cook op zijn tweede reis in 1772 een chronometer mee kreeg, kort daarvoor na tientallen jaren experimenteren ontworpen door John Harrison, om hem uitvoerig te testen.
Pas nu was een eeuwig probleem opgelost: de bepaling van de lengte, dit is de afstand ten oosten of ten westen van een plaats. Doordat de bolvormige aarde in 24 uur om haar as draait, kent elke plaats ter wereld bij elke wenteling van 360° een dag van 24 uur. De meridianen geven deze graden aan. In een uur draait de aarde 15 °. Als het middag is in Istanboel is het pas 10 uur ’s ochtends in Londen. Londen ligt dus op 30 lengtegraden of twee uur ten westen van Istanboel, waarmee die lengtegraden een maat zijn voor zowel tijd als afstand. Aan de evenaar, waar de omtrek van de aarde het grootst is, komt een graad overeen met een afstand van iets meer dan 111 km. Ten noorden of ten zuiden van die linie blijft een lengtegraad vier minuten, maar in termen van afstand krimpt een graad tot vrijwel niets aan de polen (noot 6).
Als jonge man reisde Biroeni naar West-Indië, leerde er de taal, bestudeerde het geloof en de filosofie en schreef er een boek over. Al-Biroeni was niet alleen een groot wiskundige, hij was ook gezegend met een creatieve geest die zich nu richtte op vergelijkende studie van religies, culturen, taal en geschiedenis. Zo werd hij de eerste moslimgeleerde die India en de brahmaanse tradities bestudeerde. Daarom noemt men hem de eerste antropoloog. Merkwaardig is zijn uitspraak over de monotheïstische fundamenten van het hindoeïstische veelgodendom, een doorzicht waartoe het Westen pas gekomen is in de 20ste eeuw. Biroeni vergelijkt eveneens islam en christendom, waarbij hij uit de Bijbel en de Koran gelijkaardige passages citeert, onder (veel) meer over het spreken van de waarheid.
Als geograaf en astronoom werd hij ook de vader van de geodesie (wetenschap die zich bezighoudt met de bepaling van de vorm en de afmetingen van de aarde). Al-Biroeni schreef in het totaal niet minder dan 146 werken: 35 boeken over astronomie, 4 over astrolabia, 5 over chronologie en 2 over tijdmeting, 10 over geodesie en theorie van kaartenmaken (waarbij hij fouten van de grote geograaf Ptolemaeus corrigeerde), 15 over wiskunde (waaronder 2 over driehoeksmeetkunde), 4 over geschiedenis enz., enz. Slechts 22 werken hebben de tand des tijds overleefd en slechts 13 zijn gepubliceerd. Zijn methode van astronomische omloopberekening werd zes eeuwen later nog steeds toegepast door Copernicus (+1543) en Kepler (1571-1630) Hedendaagse wetenschappers beschouwen hem als een van de grootste geleerden aller tijden.
Er is een maankrater naar hem genoemd en twee universiteiten, een in Tasjkent (hoofdstad van Oezbekistan) en een in Kapisa (Afghanistan).
Avicenna en de geneeskunde
Ibn Sina of Avicenna in het Latijn (980 – 1037), Perzisch medicus, geoloog, paleontoloog, natuurkundige, psycholoog, wiskundige, historicus en filosoof. Hij werd geboren bij Boechara, nu Oezbekistan, toen deel van het rijk der (soennitische) Perzische Samaniden-dynastie. In West-Europa raakte hij vooral bekend in de 12de eeuw om zijn commentaren op de filosofie van Aristoteles (384-322 v. Chr.). Hij schreef naar schatting 450 verhandelingen, waarvan er ongeveer 240 overleefd hebben. Zijn beroemdste werk is de Canon van de geneeskunde (Al-Qanun fi al-Tibb), die meer dan een miljoen woorden telt en ook in Europa eeuwenlang een standaardwerk zou blijven, nadat het via Al Andalus (in Toledo) vertaald was in het Latijn.
Hij kon bogen op een onafhankelijke geest, buitengewone intelligentie en dito geheugen. Een selectie uit zijn talrijke werken: Ibn Sina was de eerste die aantoonde dat het bloed het hart binnenkomt om vervolgens door het hele lichaam te worden gepompt. Waar Grieken, joden en christenen het bloed als ziel van het lichaam bestempelden, zei hij: “Bloed is het vervoermiddel van de voedingstoffen en afvalstoffen.” Hij was de eerste die meningitis identificeerde en de eerste die de hoge suikerspiegel in de urine van diabetespatiënten ontdekte. Hij stelde bruikbare diagnoses voor hersenbloeding en paste anesthesie toe door sponzen, gedrenkt in alruin en hasjiesj. Hij maakte onderscheid tussen spanningshoofdpijn en migraine en tussen open en gesloten schedelfracturen.
Zijn verhandelingen over mineralogie vormden de voornaamste bron voor christelijke encyclopedisten uit de 15de eeuw. Zijn Canon werd tot het midden van de 17de eeuw gebruikt aan de universiteiten van Montpellier en Leuven.
Net als zijn collega al-Biroeni is er een maankrater naar hem genoemd.
Misplaatst chauvinisme
1. Een collega bracht een boekje mee, gekregen van Turkse leerlingen. In soms schabouwelijk Nederlands kon je hier leren dat alle wetenschap al in de Koran bevat ligt en dat op wetenschappelijk vlak alles door moslimgeleerden is uitgevonden.
2. Een oud-studente volgt voor haar studie egyptologie cursus Arabisch aan een universiteit in Damascus. Zij constateert geschokt dat in de lessen hetzelfde soort indoctrinatie binnensluipt. De docent beweert zelfs dat Shakespeare het merendeel van zijn stof bij moslimdichters heeft gestolen!
Geschiedenis kan je op verscheidene manieren vervalsen: ronduit liegen, feiten verdraaien of belangrijke elementen verzwijgen. Bovenstaande voorbeelden bezondigen zich aan alle drie. Doet het je ook denken aan de Sovjettijd toen alles en nog wat door Russen was uitgevonden? Niet alleen jongeren lopen erin, bij gebrek aan achtergrondkennis. Gelukkig zijn er ook vooraanstaande moslimgeleerden die betogen dat de Koran, evenmin als de Bijbel trouwens, een wetenschapsleer bevat. Uit dit hoofdstukje over moslimcultuur mag al blijken dat dergelijke falsificaties overbodig zijn: de prestaties van de geleerden spreken voor zichzelf. Ze overtreffen torenhoog en mijlenbreed alles wat tezelfdertijd in het Westen werd gepresteerd. En dat nog voor eeuwen! De geleerden in kwestie als een Rhazes, Avicenna of zijn tijdgenoot al-Biroeni hebben nooit de inbreng van de Ouden of van Joodse geleerden verdoezeld. Op dat vlak scoren ze beduidend beter dan hedendaagse fundamentalisten, kwestie intellectuele eerlijkheid.
Ironisch genoeg hebben de islamitische landen intussen een grote achterstand op wetenschappelijk gebied omdat zij op hun beurt de verworvenheden van de grote onderzoekers uit de middeleeuwen vergeten zijn.
Noten
1. Over Mercator, zie op de site Histoforum
2. Met al-Idrisi en zijn wereldkaart voor Rogier, maakten we op deze site al eerder kennis in de bijlage bij de bespreking van Jack Hight, Arend (Boek 1 van de Saladin-trilogie).
3. De Bibliothèque nationale van Frankrijk wijdde enkele jaren geleden een tentoonstelling aan al-Idrisi. Zijn volledige kaarten plus commentaar (in gemakkelijk toegankelijk Frans) kunnen in detail geëxploreerd worden op de website van de BNF.
4. Zie de hele lijst publicaties & films, met links naar de uitvoerige recensies, in de voetnoten bij Frankopan, Peter, De Eerste Kruistocht. De roep uit het Oosten. Houten-Antwerpen, Het Spectrum, 2012.
5. Over dit schilderij en zijn betekenis, zie Waldseemüller en de geboorte van ‘America’; deel 3: Holbeins ‘De Franse gezanten’.
Op Histoforum staat een beschrijving van het schilderij De gezanten met een bijbehorende PowerPoint presentatie.
6. Waldseemüller en de geboorte van ‘America’; deel 1: De wereld in kaart.
Bron: Histoforum.net. Auteur: Jos Martens, maart 2013 (tekst overgenomen met toestemming auteur en webmaster Histoforum)