De vraag naar de rol van de islam in liberale democratieën zal nog aan gewicht winnen. In 2016 was volgens Pew Research Center 4,9 procent van de Europese bevolking moslim. De middelste prognose voor 2050 komt uit op 11,2 procent voor de landen van de Europese Unie (plus Noorwegen en Zwitserland). Per land zijn er grote verschillen: in Zweden zou het gaan om 20,4 procent van de bevolking, in Frankrijk 17,4 procent, in Nederland 12,5, maar in Spanje om 6,8 en in Polen 0,2 procent.
Achter die getallen gaat een grote verscheidenheid in de moslimwereld schuil die onvoldoende wordt waargenomen. Van buitenaf gezien is er nu eenmaal meer samenhang in een ‘gemeenschap’ dan van binnenuit gezien. Het huis van de islam is verdeeld: naast orthodoxe stromingen zijn er vrijzinnige opvattingen, en moslims die hun geloof laten verwateren. Hoe de verhouding tussen al deze omgangsvormen met de islam zich zal ontwikkelen is een open vraag.
Daarom is het van belang dat in de context van de Duitse Islamconferentie – die de federale regering nu voor de vierde keer bijeen heeft geroepen – vorige week een ‘initiatief voor een seculiere islam’ is gepresenteerd. De tien eerste ondertekenaars komen uit de grote partijen, zoals Ali Toprak (CDU), Lale Akgün (SPD) en Cem Özdemir (Groenen). Maar ook bekende schrijvers als Necla Kelek, Seyran Ates en Bassam Tibi vormen de kern van wat uit wil groeien tot een breed initiatief.
In hun vorige week gepubliceerde verklaring onderschrijven ze „een positieve neutraliteit van de staat”: „Wij spreken ons uit voor een verbetering van de participatie van moslims, maar zijn tegen bijzondere rechten voor moslims.” De wederkerigheid wordt benadrukt: „We zijn bezorgd over een groeiende vijandigheid tegenover moslims, maar ook over een toenemend islamisme.”
Het beste antwoord zien de ondertekenaars in een eigen emancipatie: „Deze islam moet onbeperkt de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de rechten van kinderen en de seksuele zelfbeschikking van mensen willen waarborgen.” Dat zijn ferme voornemens die stuiten op een weerbarstige praktijk.
Dezelfde zoektocht kwam afgelopen week op een andere manier aan de orde in Brussel. Bij een herdenking van de sterfdag van Fatima Mernissi – de bekende Marokkaanse sociologe die in 2004 de Erasmusprijs kreeg – waren tegendraadse opvattingen uit de Vlaams-Marokkaanse kring te horen.
Zo sprak de columnist en jurist Yousra Benfquih een ode uit aan Mernissi, die ze als een groot voorbeeld ziet: „Onverschrokken trok jij schrijvend ten strijde tegen de gangbare gezagsstructuren, en dat is je duur komen te staan. Je werk werd geïsoleerd, afgedaan als godslasterend, en onderworpen aan allerlei onwaarheden en beledigingen die het lot uitmaken van vrouwen die de wereld ongemakkelijke waarheden voorschotelen.”
De jonge dichter Anissa Boujdaini zocht naar woorden voor een eigen emancipatie: „Moslimfeminisme voor mij is erkennen dat heel wat islamitische concepten een patriarchale invulling hebben gekregen.” Daarbij is het feminisme wel een inspiratie, maar vraagt „binnen een islamitische gemeenschapscontext” om een eigen invulling. Ze verwoordde vooral het verlangen om geen voorgeschreven weg te bewandelen.
Het zijn voorzichtige initiatieven, maar het aantal groeit. Die vormen van ontvoogding zijn van wezenlijk belang. Zonder deze stemmen zal het conflict rond de islam zich verder verdiepen, want de afstand tussen de conservatieve stromingen en de geseculariseerde samenlevingen van West-Europa is groot.
Er staat veel op het spel. De vrome en leerstellige moskeeën hebben niet zelden buitenlandse geldschieters, zijn beter georganiseerd en worden door overheden als gesprekspartner gezien. Daarom zijn de vrijzinnige en seculiere stemmen kwetsbaar en minder zichtbaar. Maar ze zijn er wel – we moeten beter leren kijken en luisteren. Dan krijgt de olifant in de kamer een iets overzichtelijker omvang.