Masterthesis Interculturele Communicatie,
Universiteit van Tilburg Augustus 2011
- Inleiding
- Verwijzingen naar al-Andalus in huidige islamdiscussies
- Al-Andalus en actuele gebeurtenissen
- Dit onderzoek: klopt het beeld dat wordt geschetst?
- Hoofd onderzoeksvraag
- Deelvragen
- Conclusies
- Inhoudsopgave van de Masterthesis
- De volledige tekst van de Masterthesis in pdf
Inleiding
De strijd tussen ‘het westen’ en ‘de islam’ neemt sinds de eeuwwisseling een prominente plaats in op het wereldtoneel. De aanslagen van al-Qaeda in New York, Madrid en Londen, de situatie in Israël en de oorlogen in Afghanistan en Irak zijn hier toonaangevende voorbeelden van. In steeds meer landen in Europa krijgen rechtse, nationalistische politieke partijen voet aan de grond en een belangrijk onderwerp in hun retoriek is het protest tegen niet-westerse allochtonen en de islam. In Nederland werd de islamdiscussie voor het eerst op deze wijze aangewakkerd door Pim Fortuyn, die na een aanloop binnen Leefbaar Nederland in een Volkskrantartikel de islam als achterlijke cultuur bestempelde. (Centrumdemocraat Hans Janmaat, die hem voorging, was tegen immigranten in Nederland maar richtte zijn pijlen over het algemeen niet specifiek op de islam).
Na de dood van Fortuyn in 2002 werden zijn standpunten vertegenwoordigd door Kamerleden van zijn Lijst Pim Fortuyn en in 2006 kreeg het anti-islam standpunt een nieuw gezicht in de persoon van Geert Wilders, die toen de Partij voor de Vrijheid (PVV) oprichtte. Ook bekende Nederlanders en politici als Theo van Gogh, Ayaan Hirsi Ali en Rita Verdonk kwamen met scherpe kritiek op islam regelmatig in de media. De afgelopen jaren zijn felle discussies gevoerd over niet-westerse allochtonen en immigranten en de plaats die de islam inneemt of in zou moeten nemen in onze samenleving. Op verschillende momenten leken moslims en tegenstanders van de islam loodrecht tegenover elkaar te staan. Ditzelfde patroon is ook zichtbaar in omliggende landen als Frankrijk (Front National), België (Vlaams Blok/Belang), Denemarken (Dansk Folkeparti), Oostenrijk (Freiheitliche Partei Österreichs) en vele anderen.
Toch is er ook een periode in de geschiedenis geweest waarin moslims, joden en christenen vreedzaam samenleefden in wat nu Spanje heet. In 711 vielen moslims vanuit Noord-Afrika het Iberisch Schiereiland binnen en veroverden het in recordtempo op de Visigotische koningen die er in de vroege middeleeuwen de dienst uitmaakten. Pas in 1492 maakten koningin Isabella van Castilië en koning Fernando van Aragon gezamenlijk een definitief einde aan de islamitische beschaving in Spanje door het laatste Moorse vorstendom Granada in te nemen. Hoewel de periode van islamitisch bewind zeer bewogen was en veel oorlogen kende, zowel met de christenen in het noorden als onderling, is het meest bekend misschien nog wel de tijd van het kalifaat van Córdoba (929-1031). In deze relatief rustige eeuw groeide de stad Córdoba uit tot wereldstad en brak een bloeiperiode aan voor de wetenschappen, kunst, architectuur, literatuur en filosofie. Moslims, christenen en joden leefden hier naast en met elkaar. Christenen en joden hadden de status van ‘dhimmi’ (een jood of christen die leeft onder islamitische heerschappij en het gezag erkent) en in ruil voor het betalen van een speciale belasting en een beperking van de burgerrechten waren zij vrij de eigen religie uit te oefenen. Volgens de Koran moeten moslims immers tolerant zijn voor de Mensen van het Boek (christenen en joden).
Verwijzingen naar al-Andalus in huidige islamdiscussies
In de huidige islamdiscussies wordt vaak terugverwezen naar deze periode in de Spaanse middeleeuwen, bijvoorbeeld door mensen die beweren dat de islam een vredelievende religie is en niet automatisch tot conflicten leidt. Zij verwijzen met name naar de periode van het kalifaat als bewijs dat een islamitisch bewind kan leiden tot een tolerante, florerende maatschappij. Tegenstanders weerleggen dat standpunt door te wijzen op de ongelijkwaardigheid van de verschillende religies in al-Andalus, de oorlogen en de strenge regimes die er toen ook waren. Een bekende ontkenner van de tolerantie in al-Andalus is de in Egypte geboren schrijfster en historica Bat Ye’or. Zij noemt ‘het geloof dat het Andalusische kalifaat van de middeleeuwen, symbool van de islamitisch-christelijke harmonie, het model levert voor de totstandbrenging van Eurabië in de eenentwintigste eeuw’ als één van de vijf pijlers van ‘de Eurabische doctrine’
Ze verwijt voorstanders dat zij ‘de Andalusische dhimmitude zijn gaan verheerlijken en zich achter de troepen hebben geschaard die juist hun eigen vrijheid willen beknotten’. Ye’or meent dat er geen historisch bewijs bestaat voor de verdraagzaamheid van de kaliefen van Córdoba en werden dhimmi’s onder de sharia (de islamitische wet) juist onderdrukt door wrede straffen, een eigen belasting, het wonen in de armste wijken van de stad en het dragen van andere kleding. María Rosa Menocal, hoogleraar Spaans en Portugees aan Yale University in de Verenigde Staten is een bekende voorstander van de tolerante islam in Spanje. In haar boek ‘De gouden eeuwen van Andalusië’ geeft ook zij aan dat het systeem van dhimmitude zich op twee manieren kan ontwikkelen: het kan leiden tot grotere tolerante of tot religieuze oppressie. Menocal is van mening dat de Oemajjaden, die eerst het emiraat en daarna het kalifaat stichtten, een buitengewoon vrije opvatting met betrekking tot dhimmitude hanteerden en dat hun sociale politiek in al-Andalus zich kenmerkte door openheid. Wel geeft ze daarbij aan dat waar de positie van joden aanzienlijk verbeterde (zij werden onderdrukt door de Visigoten), de positie van de christenen juist verslechterde, aangezien zij tot de komst van de moslims aan de macht waren geweest. De christenen hadden veel hogere verwachtingen en eisen en waar de gewetensvrijheid die zij kregen voor de joden een zegen was, voelden de christenen zich onderdrukt door de beperkingen met betrekking tot openbare uitingen van religie. Ook het grote aantal christenen dat zich, meestal uit praktische overwegingen, bekeerde tot de islam viel de achterblijvende minderheid zwaar.
Al-Andalus en actuele gebeurtenissen
Enkele keren de afgelopen jaren haalde al-Andalus het internationale nieuws door actuele gebeurtenissen. Zo werd naar deze periode verwezen in verschillende videoboodschappen van al-Qaeda. In een boodschap die waarschijnlijk is opgenomen nog voor de aanslagen in New York in 2011 zei Osama bin Laden: ‘we zullen nooit toestaan dat de tragedie van al-Andaloes (het verlies van islamitisch Spanje) wordt herhaald in Palestina.’
Ook in een boodschap in 2003 heeft bin Laden het kort over Spanje en in een boodschap uit 2004 zegt hij: ‘Het is genoeg om te weten dat de economie van alle Arabische landen zwakker is dan de economie van dat ene land dat ooit deel was van ons rijk, toen we nog gewoon waren de islam werkelijk te volgen. Dat land is het verloren al-Andalus.’
Ook de toenmalige tweede man van al-Qaeda, Ayman al-Zawahiri, verwijst naar al-Andalus in een videoboodschap. ‘Het terugveroveren van al-Andalus is een algemene plicht, en voor u in het bijzonder’, zei alZawahiri op 20 september 2007, waarbij hij zich richtte tot de inwoners van de Marghreblanden. Het idee bestaat dat de aanslagen van al-Qaeda in Madrid in 2004 een soort vergeldingsactie waren voor het verlies van al-Andalus. Ook haalde een islamitische radicale groepering die zich ‘Fatah al Andalus’ noemt regelmatig het nieuws.
Een ander incident dat de aandacht van de wereld weer even vestigde op de islamitische geschiedenis van Spanje was de handhaving van het bidverbod voor moslims in de Mezquita van Córdoba. Begin 2010 werd een groep Oostenrijkse moslims uit het gebouw, dat nu een kathedraal is, verwijderd toen zij daar wilden bidden. Hun verzoek te mogen bidden in wat ooit een van de mooiste en grootste moskeeën van de islamitische wereld was, werd niet gehonoreerd.
De meest recente nieuwsfeiten waarin de geschiedenis van al-Andalus een rol speelde, vonden plaats in New York in 2010. Het ging daarbij om de geplande bouw van een islamitisch gemeenschapshuis in New York, met daarin allerlei faciliteiten als een auditorium, boekhandel, kinderopvang en sportgelegenheid. Het centrum zou de naam ‘Córdoba House’ krijgen, als verwijzing naar de stad waar moslims, christenen en joden eeuwenlang vreedzaam samenleefden en zou moeten fungeren als ontmoetingscentrum waar alle buurtgenoten welkom zouden zijn. De controverse ontstond door de locatie van het centrum op ongeveer tweehonderd meter van ‘Ground Zero’ in New York, waar in 2001 de aanslagen op het World Trade Center plaatsvonden. Een islamitisch gebouw op zo’n kleine afstand van de aanslagen werd door sommigen gezien als een belediging en provocatie. Ook de naam kreeg kritiek, omdat die zou verwijzen naar islamitische verovering. Uiteindelijk is beslist dat het gebouw er wel zal komen, maar onder de naam Park51 (een verwijzing naar het adres op Park Place). In Nederland was veel aandacht voor deze discussie, met name omdat de partijleider van de PVV, Geert Wilders, naar New York afreisde om daar een speech te geven tegen de komst van het gebouw.
Dit onderzoek: klopt het beeld dat wordt geschetst?
In dit onderzoek wordt gekeken naar de rol van al-Andalus in het publieke debat in Nederland over de islam. Hoe wordt naar deze periode verwezen, en klopt het beeld dat wordt geschetst? Om dit te ontdekken zijn de verwijzingen naar al-Andalus in de afgelopen twee decennia in Nederlandse dagbladen in kaart gebracht en bestudeerd. In het volgende hoofdstuk worden de vraagstelling en de onderzoeksvragen besproken. Hoofdstuk drie geeft een korte beschrijving van de bestuurlijke en politieke ontwikkelingen gedurende de acht eeuwen dat al-Andalus bestond. In hoofdstuk vier wordt de methodologie van het onderzoek besproken, in hoofdstuk vijf komen de resultaten aan bod en hoofdstuk zes is gewijd aan de conclusies en discussie.
In deze inleiding is beschreven hoe het onderwerp al-Andalus terugkomt in de media en in het publieke debat over de islam. Zowel voor- als tegenstanders van het idee dat een tolerante islam bestaat, verwijzen naar deze periode in hun argumentatie. In deze studie wordt onderzocht op welke wijze al-Andalus voorkomt in het Nederlandse debat en of het beeld dat wordt geschetst terecht is.
Hoofd onderzoeksvraag
Voor dit onderzoek is het noodzakelijk enkele beperkingen aan te brengen. Zo is het niet mogelijk om alle opinies en communicaties over dit onderwerp in Nederland te onderzoeken. Dit onderzoek beperkt zich tot artikelen uit Nederlandse dagbladen, omdat die een belangrijk podium vormen voor het publieke debat over dit onderwerp. Daarbij komt dat krantenartikelen gearchiveerd worden, waardoor het mogelijk is een vrij complete verzameling van artikelen met verwijzingen naar al-Andalus te genereren. Deze verzameling zou een relatief compleet beeld moeten kunnen geven over wat er binnen een bepaalde periode over al-Andalus is geschreven. Niet alleen artikelen die betrekking hebben op het islamdebat worden meegenomen, maar alle artikelen waarin verwezen wordt naar al-Andalus, omdat alleen dan een volledig beeld kan ontstaan van de wijze waarop nu over deze periode wordt gesproken. Een tweede beperking heeft betrekking op het meten van de correctheid van de feiten die worden gebruikt om de meningen over al-Andalus te onderbouwen. Dit is lastig te bepalen, omdat binnen de artikelen vaak juist daarover wordt getwist. Daarbij komt dat de situatie in al-Andalus een lange periode van bijna acht eeuwen beslaat, die inmiddels ver achter ons ligt. Daarom is een zo objectief en hanteerbaar mogelijke maat nodig; in dit onderzoek is gekozen voor een aantal wetenschappelijke teksten.
De hoofdvraag van deze studie is daarom als volgt geformuleerd:
Hoe wordt in de Nederlandse dagbladen verwezen naar de periode van islamitische heerschappij op het Iberisch schiereiland, en komen de daarin gehanteerde feiten overeen met de huidige wetenschappelijke visie op al-Andalus?
Deelvragen
Ook deze vraag is nog te breed om in dit onderzoek te kunnen worden beantwoord. Daarom is een beperking aangebracht in zowel het aantal te onderzoeken artikelen als in de wetenschappelijke teksten die zijn gebruikt om de feiten te verifiëren. De bepaalde grenzen worden toegelicht in hoofdstuk 4 (Methodologie): de selectie in dagbladen en artikelen komt aan bod in respectievelijk paragraaf 4.1 en 4.2, de keuze van wetenschappelijke bronnen is te vinden in paragraaf 4.4. Deze beperkingen hebben geleid tot de formulering van de volgende deelvragen:
Hoe wordt verwezen naar al-Andalus in landelijke Nederlandse dagbladen met een oplage boven de 100.000 in de periode tussen 1 januari 1990 en 31 juli 2010?
- Hoe vaak wordt verwezen naar al-Andalus en om wat voor artikelen gaat het?
- Zijn de verwijzingen relatief gelijkmatig verspreid over de jaren, of zijn er piekmomenten? Zo ja, zijn daar oorzaken voor aan te wijzen?
- Wordt verwezen naar specifieke perioden van al-Andalus?
- Wordt in de verwijzing een waardeoordeel gegeven over al-Andalus? Zo ja, zijn deze oordelen onderbouwd met meningen en/of feiten? Zijn deze eventuele oordelen positief of negatief van toon?
- Wanneer in een artikel een waardeoordeel onderbouwd wordt met feiten, zijn deze feiten dan juist (komen ze overeen met de feiten die gegeven worden in wetenschappelijke teksten)?
- Is er verschil in aantal, aard en/of toon van de verwijzingen per dagblad?
Voor deze vragen beantwoord kunnen worden, is het van belang om een beeld te hebben van de geschiedenis van al-Andalus. Daarom bestaat het volgende hoofdstuk uit een overzicht van deze geschiedenis, waarbij vooral wordt ingegaan op de geografische en politieke aspecten. Het overzicht is geconstrueerd op basis van historische gegevens, die te vinden zijn in wetenschappelijke werken over deze periode. Een deel van de gebruikte titels komt ook in het vervolg van dit onderzoek terug (zie het hoofdstuk Methodologie, paragraaf 4.4).
Conclusies
In deze studie is onderzocht hoe in de grote Nederlandse dagbladen in een periode van ongeveer twintig jaar is verwezen naar al-Andalus, en of die verwijzingen terecht zijn. In totaal zijn 224 artikelen gevonden waarin wordt verwezen naar al-Andalus. De verwijzingen blijken voor te komen in allerlei soorten artikelen: van boekrecensies tot reisartikelen en van opiniërende stukken tot recepten. Veruit de meeste verwijzingen bleken te vinden in artikelen uit de categorieën kunst en cultuur (in totaal 74) en achtergrond (in totaal 72).
In het algemeen kan gezegd worden dat in het voorjaar en in de zomer wat meer over dit onderwerp geschreven wordt, door de relatief grote categorie reisartikelen die met name in die maanden verschijnt. Soms is een duidelijke aanleiding aan te wijzen voor het verschijnen van artikelen met verwijzingen naar al-Andalus (zoals de herdenking van 1492 en verschillende acties van al-Qaeda, of op kleinere schaal: het uitkomen van een boek of voorstelling of een tentoonstelling), maar voor de meeste artikelen is dat niet het geval. Op basis van deze feiten kan al worden gesteld dat Al-Andalus op een constante aandacht in de dagbladen kan rekenen.
Opvallend is dat na 2000 gemiddeld aanzienlijk meer artikelen verschenen met verwijzingen naar al-Andalus dan voor die tijd. Het is waarschijnlijk dat de aanslagen, eerst in New York en later in Madrid, hierbij een rol speelden. Niet alleen zorgde het aantal nieuwsberichten en verdiepingsartikelen met al-Qaeda als onderwerp (die ook zelf regelmatig verwezen naar al-Andalus en daarmee de krant haalden) in de tweede helft van deze onderzoeksperiode voor een behoorlijk aantal artikelen, ook werd naar aanleiding hiervan de rol van de islam in de geschiedenis van Spanje weer onder de aandacht gebracht, wat weer leidde tot beschouwende en beschrijvende artikelen over dit onderwerp. Misschien leverde dit alles ook weer meer terloopse verwijzingen op, omdat door alle aandacht het onderwerp weer wat op de voorgrond trad, maar dat is niet onderzocht.
De meeste artikelen verwijzen niet naar een specifieke periode van al-Andalus, omdat de verwijzing slechts terloops is of geen onderscheid wordt gemaakt, of worden meerdere perioden besproken. In uitgebreidere artikelen waarin dieper op het onderwerp wordt ingegaan, wordt echter wel duidelijk het onderscheid gemaakt tussen de periode van de Oemajjaden-dynastie (ten tijde van het onafhankelijke emiraat en het kalifaat van Córdoba) en de latere periode waarin de Almoraviden en de Almohaden aan de macht waren. De periode van de Oemajjaden (en dan met name ten tijde van het kalifaat) wordt over het algemeen positief benaderd: de samenleving van toen wordt over het algemeen beschouwd als tolerant en de ontwikkelingen in de wetenschap, architectuur, landbouw et cetera wordt uitgebreid geprezen. De periode van de strenge, fanatieke Almoraviden en Almohaden daarentegen wordt als bijzonder negatief omschreven; deze islamitische machthebbers waren op geen enkele manier tolerant te noemen. Toch is ook dit onderscheid niet zwart-wit: in sommige artikelen worden wetenschappelijke en filosofische ontwikkelingen geprezen die plaatsvonden onder heerschappij van de Almoraviden en de Almohaden, en in andere artikelen laat men zich zeer negatief uit over de samenleving ten tijde van het kalifaat. Eenzelfde situatie wordt soms op meerdere manieren uitgelegd: waar sommige auteurs de Oemajjaden-emirs en –kaliefen prijzen als zeer tolerant omdat zij christenen en joden, zij het met enkele restricties en eisen, toestonden om hun eigen geloof te blijven uitoefenen, leggen anderen juist de nadruk op die restricties (een speciale belasting, kledingvoorschriften, een verbod op bekeren, geen
uitingen van de religie in het openbaar) en beschrijven zij diezelfde situatie als onderdrukking en zeer onwenselijk.
In 57,1% van de artikelen wordt een waardeoordeel gegeven. Soms doordat wordt geschreven over een gebouw of organisatie die de naam al-Andalus draagt, soms slechts door een bijvoeglijk naamwoord maar vaak ook in een uitgebreider verhaal. Deze standpunten worden relatief weinig onderbouwd met controleerbare feiten, maar wanneer men dat wel doet, zijn de aangehaalde feiten juist. Dat wil zeggen: de feiten komen overeen met de bronnen die in dit onderzoek als maatgevend zijn gesteld. Van alle artikelen waarin een waardeoordeel wordt gegeven, is een kleine meerderheid positief (57,0%). Het NRC Handelsblad verwijst het vaakst in positieve zin naar al-Andalus, gevolgd door De Volkskrant en Trouw. De Volkskrant en NRC Handelsblad publiceren ook het vaakst verwijzingen naar al-Andalus: in de onderzochte periode van ongeveer twintig jaar zijn respectievelijk tachtig en zeventig van zulke verwijzingen te vinden.
De verwijzingen en bronnen overziende moet worden gesteld dat de samenleving zoals die bestond in het Kalifaat van Córdoba niet te gebruiken is als blauwdruk voor onze eigen multiculturele samenleving. Dit standpunt komt ook terug in de discussie tussen Mat Herben, Michiel Leezenberg en Machteld Allan in Trouw; hoewel zij over allerlei punten een felle discussie voeren, zijn zij het hier wel over eens. Al-Andalus was geen paradijs. Zeker niet wanneer wordt gekeken naar de volledige periode van acht eeuwen: naast tijden van vrede waren er ook vele oorlogen en fanatieke, intolerante leiders. Ook het veelgeprezen kalifaat van Córdoba was niet ideaal; er blijken allerlei kanttekeningen te maken bij deze ‘vreedzame samenleving van drie religies’.
Interessant genoeg is er eigenlijk ook niemand die beweert dat dat ideaalbeeld wel zou moeten bestaan. Waar tegenstanders van al-Andalus vaak starten met de weerlegging van het argument dat de samenleving van toen ideaal was en eigenlijk ook nu toepasbaar zou moeten zijn, is er in de bestudeerde artikelen geen voorstander die dat beweert.
Maar betekent dat dat islamitische tolerantie van al-Andalus dus niet bestaat? Dat gaat te ver. Vrijwel niemand betwist dat de samenleving zoals die bestond in het kalifaat bijzonder en ver ontwikkeld was; zeker als daarbij gekeken wordt naar middeleeuwse context waarin deze bestond. Het was misschien niet ideaal gezien vanuit de politieke context waarin het islamdebat zich nu afspeelt; door vanuit de huidige Nederlandse situatie te kijken die gekenmerkt wordt door de scheiding van kerk en staat, is het idee dat één religie de macht heeft en de rest alleen mag blijven bestaan in een ingekapselde en beperkte vorm, moeilijk voorstelbaar. De onderzochte artikelen laten zien dat een grote nuance nodig is, wil je je niet laten verblinden door de politieke situatie, maar juist de culturele ontwikkeling waarderen.
Inhoudsopgave van de Masterthesis
Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………………………. 4
2. Onderzoeksvraag…………………………………………………………………………………………………………………….. 7
2.1 Hoofdvraag …………………………………………………………………………………………………………………………… 7
2.2 Deelvragen……………………………………………………………………………………………………………………………. 7
3. Al-Andalus: een overzicht (711-1492)…………………………………………………………………………………………. 9
3.1 De verovering (711-716)…………………………………………………………………………………………………………… 9
3.2 De gouverneurs (716-756)……………………………………………………………………………………………………… 10
3.3 Het onafhankelijke emiraat (756-929)…………………………………………………………………………………….. 12
3.4 Het kalifaat van Córdoba (929-1031)………………………………………………………………………………………. 13
3.5 De taifa-periode (1031-1088) …………………………………………………………………………………………………. 15
3.6 De Almoraviden (1088-1150)………………………………………………………………………………………………….. 16
3.7 De Almohaden (1150-1226)…………………………………………………………………………………………………….. 17
3.8 De Nasriden (1238-1492)……………………………………………………………………………………………………….. 18
4. Methodologie………………………………………………………………………………………………………………………….. 22
4.1 Dagbladen…………………………………………………………………………………………………………………………….. 22
4.1.1 Selectie dagbladen ………………………………………………………………………………………………………………. 22
4.2 Verzamelen van de artikelen ………………………………………………………………………………………………….. 23
4.2.1 Periode ………………………………………………………………………………………………………………………………. 23
4.2.2 Zoektermen ……………………………………………………………………………………………………………………….. 24
4.2.3 Eerste selectie …………………………………………………………………………………………………………………….. 24
4.2.3 Zoekwegen …………………………………………………………………………………………………………………………. 25
4.3 Ordening (de database) ………………………………………………………………………………………………………….. 25
4.4 Bronnen ……………………………………………………………………………………………………………………………….. 27
5. Resultaten ………………………………………………………………………………………………………………………………. 29
5.1 Aantal artikelen per zoekterm………………………………………………………………………………………………….. 29
5.2 Verdeling artikelen over de categorieën …………………………………………………………………………………… 29
5.2.1 Kunst en cultuur …………………………………………………………………………………………………………………. 30
5.2.2 Achtergrond………………………………………………………………………………………………………………………… 31
5.2.3 Reizen, nieuws en koken ……………………………………………………………………………………………………… 32
5.3 Verspreiding van artikelen in de tijd………………………………………………………………………………………… 33
5.3.1 Jaren ‘90 ……………………………………………………………………………………………………………………………. 34
5.3.2 Jaren ‘00 ……………………………………………………………………………………………………………………………. 35
5.4 Perioden van al-Andalus…………………………………………………………………………………………………………. 36
5.5 Waardeoordelen in de artikelen……………………………………………………………………………………………….. 37
5.5.1 Artikelen zonder waardeoordeel……………………………………………………………………………………………. 38
5.5.2 Artikelen met een waardeoordeel …………………………………………………………………………………………. 39
5.6 Verschillen tussen dagbladen …………………………………………………………………………………………………. 48
6. Conclusie ……………………………………………………………………………………………………………………………….. 51
Literatuuropgave………………………………………………………………………………………………………………………… 54
Achtergrondliteratuur ………………………………………………………………………………………………………………… 54
Krantenartikelen………………………………………………………………………………………………………………………… 56
Bijlagen (gebundeld in losse syllabus)…………………………………………………………………………………………… 63
De volledige tekst van de Masterthesis in pdf
De volledige tekst van de Masterthesis van Judith Ouwens vindt u hier als pdf.